3.1
Aangebouwde machines
3.2
Gebruik van de aftakas
GBK / GNK / HR BAF0004.0 02.09
Algemene veiligheidsvoorschriften en voorschriften ter
1.
Zet vóór het aanbouwen of afkoppelen van machines aan de
driepuntsophanging de bedieningsinrichting in die stand waarbij
onbedoeld oplichten of neerlaten uitgesloten is.
2.
Bij het aankoppelen aan de driepuntsophanging moeten de
aanbouwcategorieën van tractor en machine altijd
overeenkomen of op elkaar worden afgestemd.
3.
Bij de driepuntsstangen bestaat gevaar voor verwonding door
plaatsen waar men bekneld kan raken.
4.
Ga bij het bedienen van de buitenbediening voor de
driepuntsaanbouw niet tussen tractor en machine staan.
5.
In de transportstand van de machine moeten de
driepuntsstangen van de tractor aan de zijkant goed zijn
vastgezet.
6.
Bij het rijden op de openbare weg met opgelichte machine moet
de bedieningshendel zodanig zijn vergrendeld dat de machine
niet kan zakken.
7.
De machine moet op de voorgeschreven wijze worden
aangekoppeld resp. aangebouwd. Controleer de werking van het
aanhangerremsysteem. Neem de voorschriften van de fabrikant
in acht.
8.
De machine mag alleen door de daarvoor bedoelde tractors
worden getransporteerd resp. getrokken.
1. Er mogen alleen cardanassen worden gebruikt die door de
fabrikant zijn voorgeschreven en zijn voorzien van de
voorgeschreven beveiligingen.
2. De beschermpijp en de beschermingstrechter van de cardanas
alsmede de aftakasbescherming - ook aan machinezijde - moeten
zijn aangebracht en in een goede toestand zijn.
3. Let bij de cardanassen op de voorgeschreven buisafdekkingen in
transport- en werkstand (lees ook de bedieningshandleiding van
de cardanasfabrikant!).
4. Monteer en verwijder de cardanas alleen als de aftakas is
uitgeschakeld, de motor is afgezet en de contactsleutel is
verwijderd.
5. Zorg er altijd voor, dat de cardanas goed gemonteerd en beveiligd
is.
6. Zorg dat de cardanasbescherming niet kan meedraaien door de
kettingen te bevestigen.
voorkoming van ongevallen
33