Belichtingscorrectie
De belichting kan worden gecorrigeerd om het uiteindelijke beeld donkerder of lichter te maken, in
een bereik van plus/min 2 LW in stappen van 1/3 LW. De belichtingscorrectie kan alleen worden
gebruikt met Digitale Onderwerpsprogramma's, in de P-, A-, en S-stand. Bij de Digitale Onder-
werpsprogramma's wordt de belichtingscorrectie geneutraliseerd wanneer de belichtings-keuzeknop
in een andere stand wordt gezet of de camera wordt uitgeschakeld. In de P-, A- en S-stand blijft de
belichtingscorrectie van kracht totdat hij weer op nul wordt gezet.
Wanneer u de belichtingscorrectie instelt verschijnt de correctiefactor in LW (blz. 53). Nadat de
instelling is uitgevoerd geven de sluitertijd- en/of diafragma-aanduidingen de werkelijke belichting
weer. Omdat de correcties in kleine stapjes kunnen worden uitgevoerd kan het soms gebeuren dat u
dezelfde sluitertijden en/of diafragmawaarde ziet als voor de correctie. Wordt er een andere waarde
dan 0.0 gekozen, dan blijft er een waarschuwing op de monitor zichtbaar.
Camera-info
De belichtingscorrectie kan worden
gebruikt wanneer de lichtmeter van de
camera wordt misleid door overwegend
donkere of lichte onderwerpen. Hier zorg-
de het donkere water ervoor dat het de
camera dit beeld te licht maakte (overbe-
lichting). Door een belichtingscorrectie uit
te voeren kwam er weer detaillering in de
bladeren, en de stenen en het water wor-
den donkerder.
Druk voor het instellen van een correctie op de links- of de
rechts-toets van de stuureenheid; het scherm van de belich-
tingscorrectie verschijnt.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
waarde van de belichtingscorrectie te veranderen. Belichtings-
veranderingen zijn zichtbaar in het live-beeld op de monitor.
Druk de ontspanknop half in of druk op de centrale toets van
de stuureenheid om de instelling vast te leggen.
Camerabelichting
–2,0 LW
–1,0 LW
41