Uitleg bij het bedieningspaneel
Bedieningspaneel
A
Hiermee schakelt u de printer in en uit.
Haal het netsnoer uit het stopcontact nadat u hebt gecontroleerd of het aan/uit-lampje uit staat.
B
Hierop worden de instellingsitems en berichten weergegeven.
Wanneer er gedurende een bepaalde periode geen bewerkingen worden uitgevoerd, gaat de printer in
slaapstand en wordt het scherm uitgeschakeld. Tik op het touchscreen om het scherm in te schakelen. Afhankelijk
van de huidige instellingen wordt de printer uit de slaapstand gehaald als u op de knoppen op het
bedieningspaneel drukt.
C
Hiermee meldt u zich af bij de printer wanneer Toegangsbeheer is ingeschakeld.
Wanneer Toegangsbeheer is uitgeschakeld, is deze functie ook uitgeschakeld.
D
Hiermee onderbreekt u de actuele afdruktaak en kunt u een andere taak onderbreken. U kunt een nieuwe taak
echter niet op de computer onderbreken.
Druk nogmaals op deze knop om een onderbroken taak te hervatten.
E
Zet de huidige instellingen terug naar de standaard gebruikersinstellingen. Als de standaard
gebruikersinstellingen niet zijn geconfigureerd, worden de fabrieksinstellingen teruggezet.
F
Hiermee wordt de lijst Contacten weergegeven. U kunt contactpersonen opslaan, bewerken en verwijderen.
G
Hiermee wist u instellingen voor aantallen, zoals het aantal exemplaren.
H
Hiermee voert u getallen, tekens en symbolen in.
I
Hiermee wordt het menu Job/Status weergegeven. U kunt de status en taakgeschiedenis van de printer
controleren.
Als er een storing optreedt, knippert het linker storingslampje of gaat het branden.
Als de printer gegevens aan het verwerken is, knippert het rechter gegevenslampje. Het gaat branden wanneer
er taken in de wachtrij staan.
J
Hiermee wordt het scherm Papierinstelling weergegeven. U kunt voor elke papierbron de instellingen voor
papierformaat en papiersoort selecteren.
K
Hiermee stopt u de actieve bewerking.
L
Hiermee wordt het scherm Hulp weergegeven.
Hier kunt u oplossingen voor problemen bekijken.
>
Bedieningspaneel
29