Opstelling
Voor een optimaal economisch
verantwoord en veilig bedrijf van
het apparaat dienen de volgende
aanwijzingen absoluut in acht te
worden genomen:
Da apparaten moeten stabiel en
■
horizontaal worden opgesteld
zodat een ongehinderde afvoer
van condens is gegarandeerd
Indien mogelijk moeten de
■
apparaten in het midden van de
ruimte worden opgesteld zodat
een optimale luchtcirculatie is
gewaarborgd
Het moet gegarandeerd zijn,
■
dat de lucht aan de voorkant
van het apparaat ongehinderd
kan worden aangezogen en
aan de achterkant ervan weer
ongehinderd uitgeblazen kan
worden
De afstand tot de muren dient
■
ten minste 50 cm te bedragen
De apparaten mogen niet
■
in de directe nabijheid van
verwarmingselementen en
andere warmtebronnen worden
opgesteld
Afstand tot de wand
ten minste 0,5 m
Er wordt een betere
■
luchtcirculatie bereikt, als de
apparaten op een hoogte van
ca. 1 m worden opgesteld
De ruimte die gedroogd of
■
ontvochtigd moet worden, dient
altijd afgesloten te zijn van de
ruimte daarbuiten
Open ramen, deuren, enz.
■
en het herhaald betreden en
verlaten van de ruimte dient
zoveel mogelijk te worden
vermeden
Worden de apparaten in
■
een stoffige omgeving of in
stallen ingezet, dan moeten
overeenkomstig de betreffende
omstandigheden bijzondere,
aangepaste verzorgings- en
onderhoudsmaatregelen worden
uitgevoerd
De prestaties van het apparaat
■
zijn volledig afhankelijk van de
ruimtelijke omstandigheden,
ruimtetemperatuur, relatieve
luchtvochtigheid en het
navolgen van de aanwijzingen
voor de opstelling
Afstand houden ten opzichte van
andere warmtebronnen.
Elektrische aansluiting
De apparaten
■
werken op
220-240 V/50 Hz
wisselstroom
De elektrische aansluiting
■
geschiedt via een aangebrachte
netkabel met schuko-stekker
AANWIJZING
De elektrische aansluiting
van de apparaten moet
op een aansluitpunt met
aardlekschakelaar volgens
VDE 0100, deel 704 geschieden.
Bij de opstelling van de
apparaten in bijzonder vochtige
ruimtes zoals waskeukens,
douches e.d. dienen de
apparaten van gebruikerszijde
beveiligd te worden met een
aardlekschakelaar die voldoet
aan de voorschriften.
Verlengingen van de aansluitkabel
■
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door geautoriseerd elektrotechnisch
vakpersoneel waarbij gelet moet
worden op de kabellengte,
aansluitvermogen van het apparaat
en waarbij rekening moet worden
gehouden met het gebruik ter plaatse
LET OP
Alle kabelverlengingen mogen
alleen in uit- resp. afgerolde
toestand worden gebruikt.
15