REMKO Serie ETF Eco
4. De lamellen van de condensator
ofwel door uitblazen, wegzuigen
of met een zachte borstel of
kwast reinigen.
5. Bij het reinigen van de
condensator bijzonder
voorzichtig te werk gaan. De
fijne aluminium lamellen kunnen
zeer snel verbogen raken.
6. Geen krachtige waterstraal
(hogedrukreiniger) gebruiken.
7. De verdamperlamellen bijv.
met lauwwarme zeepoplossing
(of gelijksoortige middelen)
reinigen.
8. Met schoon water naspoelen,
om evt. aangehechte zeepresten
te verwijderen.
9. De binnenvlakken van het
gehele apparaat, evenals de
ventilatorwaaier reinigen.
10. Na de correcte
reinigingswerkzaamheden
moet het apparaat zorgvuldig
worden gedroogd.
Let daarbij op de elektrische
componenten!
11. Alle gedemonteerde delen
weer in omgekeerde volgorde
correct monteren.
12. Een functionele controle van
het apparaat en een elektrische
veiligheidscontrole uitvoeren.
LET OP
Na alle werkzaamheden aan de
apparaten moet een elektrische
veiligheidscontrole volgens
VDE 0701 worden uitgevoerd.
20
Verhelpen van storingen
De apparaten zijn met de modernste
productiemethoden gemaakt en
meerdere keren op hun correcte
werking gecontroleerd. Als er
desondanks toch storingen in de
werking optreden, dient het apparaat
eerst volgens de volgende lijst te
worden gecontroleerd.
LET OP
Werkzaamheden aan de
koelinstallatie en aan de
elektrische uitrusting mogen alleen
door een speciaal geautoriseerd
vakbedrijf worden uitgevoerd!
Het apparaat start niet op
Instelling van de bedrijfsschakelaar
■
controleren. Het groene
controlelampje moet branden
Netaansluiting controleren
■
220-240 V/1~/50 Hz
Voedingsstekker en netkabel
■
controleren op beschadigingen
De lokale netzekering
■
controleren.
Afzekering minimaal 10 A
Condensreservoir op vulstand
■
resp. correcte zitting controleren.
De voorste afsluitklep moet
volledig gesloten en vastgeklikt
zijn
De microschakelaar op werking
■
controleren
Die Instelling van de hygrostaat
■
(accessoire) controleren.
De instelwaarde moet
lager zijn dan de relatieve
luchtvochtigheid in de ruimte
van opstelling
De tussenstekker van de
■
hygrostaat op beschadiging
resp. correct bevestiging
controleren
Het apparaat werkt, maar er
vormt zich geen condens
Ruimtetemperatuur controleren.
■
Het werkbereik van het apparaat
ligt tussen 3 °C en 32 °C
Luchtvochtigheid controleren,
■
min. 40% r. v. vereist
De instelling van de hygrostaat
■
controleren, evt. een lagere
vochtigheidswaarde instellen
Het stoffilter op vervuiling controleren
■
en evt. reinigen of vervangen
De lamellen van de verdamper
■
en condensator op vervuiling
controleren en evt. reinigen
Verdamper op evt. ijs- /
■
rijpvorming controleren. Is dat
het geval, dan moet de functie
van de automatische ontdooiing
en van de temperatuurvoeler
gecontroleerd worden
Controleren of de
■
verdampertemperatuur onder de
ruimtetemperatuur ligt. Als dit het
geval is, moet de ontdooi-automaat
resp. de ruimtetemperatuur worden
gecontroleerd
Het apparaat start niet op
Controleren of het
■
condensreservoir correct is
geplaatst en de voorste afsluitklep
is vergrendeld
Controleren of de netspanning
■
aanwezig is
AANWIJZING
Indien het apparaat ondanks
de uitgevoerde controles niet
probleemloos werkt, moet
contact opgenomen worden met
een geautoriseerd vakbedrijf.