8. BEDRIJFSLIMIETEN
8.1 WATERDEBIET NAAR VERDAMPER
Het nominale waterdebiet refereert aan een temperatuurverschil tussen ingang en uitgang van de verdamper van 5°C. Het maximum toegestane
debiet laat een temperatuurverschil van 3°C zien terwijl het minimum toegestane waterdebiet een temperatuurverschil van 8°C laat zien onder
de nominale condities zoals in het datablad is aangegeven.
Onvoldoende waterdebieten kunnen te lage verdampingstemperaturen veroorzaken met als gevolg de ingreep van de veiligheidsvoorzie-
ningen en de stilstand van de unit en, in een uiterste geval, ijsvorming in de verdamper resulterend in ernstige storingen van het koelcircuit.
Voor een grotere nauwkeurigheid wordt hieronder een tabel weergegeven met de minimum debieten die nodig zijn voor de platenwarmte-
wisselaar op basis van het model om een correcte werking ervan te garanderen (N.B.: de waterdebietregelaar dient om te voorkomen dat de
antivriessensor niet ingrijpt wegens een gebrek aan stroming, maar garandeert niet het minimum waterdebiet dat vereist is voor de correcte
werking van de unit).
Model i-32V5
Minimum te garanderen waterdebiet in
koelmodus (conditie (1) datablad) [l/s]
Maximum te garanderen waterdebiet in
koelmodus (conditie (1) datablad) [l/s]
Debiet ingreep debietregelaar – afnemende
stroming* [l/s]
Debiet ingreep debietregelaar – toenemen-
de stroming* [l/s]
*Wanneer het debiet daalt tot beneden de aangegeven grens (debiet ingreep debietregelaar – afnemende stroming) signaleert de debietrege-
laar het alarm, dat enkel kan worden gereset bij het bereiken van het debiet ingreep debietregelaar – toenemende stroming.
Als eerste benadering, en bij gebrek aan andere meetsystemen, kan het juiste debiet om de beste prestaties van de unit te garanderen, worden
geverifieerd, bij de maximum snelheid van de circulatiepomp, door met de drukmeters de verschildruk te controleren tussen het retour- en
aanvoerwater op de externe hydraulische koppelingen van de unit en door te ervoor te zorgen dat deze waarde gelijk is aan of minder is dan de
nuttige opvoerhoogte aangeduid in de curves in paragraaf 6.2 voor de respectievelijke modellen.
8.2 PRODUCTIE GEKOELD WATER (ZOMERMODUS)
De minimum toegestane temperatuur bij de uitgang van de verdamper is 5°C: neem voor lagere temperaturen contact op met de Technische
Dienst. Neem in dat geval contact op met onze technische dienst voor de haalbaarheidsstudie en de evaluatie van de wijzigingen die moeten
worden aangebracht op basis van de behoeften. De maximum temperatuur die in de uitgang van de verdamper kan worden gehandhaafd is
25°C. Hogere temperaturen (tot een maximum van 40°C) kunnen echter worden getolereerd in de overgangsperioden en in de fasen van inbe-
drijfstelling.
8.3 PRODUCTIE WARM WATER (WINTERMODUS)
Zodra het systeem volledig operationeel is, mag de ingangstemperatuur van het water niet onder de 25°C dalen: lagere waarden, die niet te wij-
ten zijn aan overgangsfasen of fasen van inbedrijfstelling, kunnen afwijkingen in het systeem veroorzaken met de kans dat de compressor kapot
gaat. De maximum uitgangstemperatuur van het water mag niet hoger zijn dan 60°C. Bij deze temperatuur worden de elektrische absorptie en
de prestaties uitgedrukt in COP geoptimaliseerd als de buitentemperatuur hoger is dan 5°C, ook al is de unit nog steeds in staat om te werken bij
de gespecificeerde temperatuurgrenswaarden van de envelop.
Bij hogere temperaturen dan aangegeven, met name in combinatie met verminderde waterdebieten, kunnen afwijkingen optreden in de norma-
le werking van de eenheid, of in de ernstigste gevallen, kunnen de veiligheidsvoorzieningen ingrijpen.
8.4 RUIMTELUCHTTEMPERATUUR EN VERKORTE TABEL
De units zijn ontworpen en gebouwd om te werken in de zomermodus, met condensatieregeling, met een buitenluchttemperatuur tussen -10 ° C
en 46 ° C. In de warmtepompwerking varieert het toegestane temperatuurbereik van de buitenluchttemperatuur van -20°C tot +45°C, afhankelijk
van de uitgangstemperatuur van het water, zoals in de volgende tabel is aangegeven.
Ruimtetemperatuur
Uitgangstemperatuur water
Ruimtetemperatuur
Uitgangstemperatuur water
Ruimtetemperatuur met water op maximum 39°C
Ruimtetemperatuur met water op maximum 55°C
Uitgangstemperatuur water
28
i-32V5
04
06
08,SL08
10
0,13
0,15
0,17
0,34
0,40
0,46
0,117 0,117
0,117
0,153
0,132 0,132
0,132
0,175
Modus waterkoeler
Minimum -10°C
Minimum +5°C
Modus warmtepomp
Minimum -20°C
Minimum +25°C
Modus warmtepomp voor sanitair warm water
Minimum -20°C
Minimum -10°C
Minimum +25°C
Omkeerbare lucht/water warmtepompen met axiale ventilatoren
12,
12T,
14T 16,
10T
14
SL12
SL12T
0,23
0,25
0,34
0,60
0,68
0,92
0,153
0,153
0,175
0,175
Maximum +46°C
Maximum +25°C
Maximum +30°C
Maximum +60°C
Maximum +40°C
Maximum +35°C
Maximum +60°C
16T,
18T
SL16
SL16T
0,34
0,41
0,92
1,10
0,262
0,262
0,293
0,293