Snelheidsfilter: Berekent gedurende korte tijd de gemiddelde
snelheid van uw schip om de snelheidswaarden te
verscherpen.
Bron: Hiermee kunt u de voorkeursbron voor GPS-gegevens
instellen.
Het gebeurtenislog weergeven
In het logboek wordt een lijst met systeemgebeurtenissen
weergegeven.
Selecteer Instellingen > Systeem > Systeeminformatie >
Gebeurtenislog.
Informatie over systeem en software weergeven
U kunt de softwareversie, de basiskaartversie, alle aanvullende
kaartinformatie (indien beschikbaar), de softwareversie van de
optionele Garmin radar (indien beschikbaar) en de toestel-id
weergeven. U kunt deze gegevens nodig hebben om de
systeemsoftware bij te werken of aanvullende kaartgegevens
aan te schaffen.
Selecteer Instellingen > Systeem > Systeeminformatie >
Softwaregegevens.
Informatie over regelgeving en compliance op e-
labels weergeven
Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd.
Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals
identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale
compliance-markeringen, maar ook toepasselijke product- en
licentiegegevens. Niet beschikbaar op alle modellen.
1
Selecteer Instellingen.
2
Selecteer Systeem.
3
Selecteer Informatie over regelgeving.
Mijn boot instellingen
OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn extra
kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen > Mijn boot.
Kielcorrectie: Corrigeert de oppervlaktemeting voor de diepte
van een kiel, zodat de diepte vanaf de onderkant van de kiel
kan worden gemeten in plaats vanaf de positie van de
transducer
(De kielcorrectie instellen, pagina
Temperatuurcorrectie: Compenseert de
watertemperatuurmeting via een NMEA 0183
watertemperatuursensor of een transducer met
temperatuurmeting
(De watertemperatuurcorrectie instellen,
pagina
41).
Vaarsnelheid kalibreren: Kalibreert de snelheidsmetende
transducer of snelheidssensor
watersnelheid kalibreren, pagina
Type boot: Schakelt enkele kaartplotterfuncties in op basis van
het boottype.
Brandstofcapaciteit: Hiermee stelt u de gecombineerde
brandstofcapaciteit van alle brandstoftanks op uw schip in
(De brandstofcapaciteit van het vaartuig instellen, pagina
Vul alle tanks: Stelt de tankniveaus in op vol
brandstofgegevens synchroniseren met de actuele
brandstofvoorraad, pagina
Voeg brandstof toe aan boot: Hiermee kunt u de hoeveelheid
brandstof die u hebt getankt invoeren, als u de tank niet
helemaal hebt gevuld
(De brandstofgegevens synchroniseren
met de actuele brandstofvoorraad, pagina
Stel totale brandstof aan boord in: Stelt de gecombineerde
hoeveelheid brandstof van alle brandstoftanks op uw schip in
(De brandstofgegevens synchroniseren met de actuele
brandstofvoorraad, pagina
40
30).
(Een toestel voor
41).
(De
34).
34).
34).
Metergrenzen instellen: Stelt de boven- en ondergrens van
verschillende meters in
de brandstofmeter aanpassen, pagina
CZone™: Hiermee stelt u de digitale schakelcircuits in.
SeaStar instantie: Hiermee stelt u de digitale schakelcircuits in.
Hull-ID: Hiermee kunt u het Hull ID Number invoeren. De HIN is
mogelijk aanwezig boven aan de stuurboordzijde van de
spiegel of aan de buitenzijde.
De kielcorrectie instellen
U kunt een kielcorrectie invoeren om de waterdieptemeting te
compenseren voor de installatielocatie van de transducer.
Hierdoor kunt u, afhankelijk van uw wensen, de diepte van het
water onder de kiel bekijken of de daadwerkelijke waterdiepte.
Als de transducer op de waterlijn of boven het uiteinde van de
kiel is geïnstalleerd en u de waterdiepte onder de kiel wilt weten
of het laagste punt van uw boot wilt vaststellen, meet u de
afstand tussen de locatie van de transducer en de kiel van de
boot.
Als de transducer onder de waterlijn is geïnstalleerd en u de
daadwerkelijke waterdiepte wilt weten, meet u de afstand van de
onderkant van de transducer tot de waterlijn.
OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar als u over
geldige dieptegegevens beschikt.
1
De afstand meten:
• Als de transducer op de waterlijn
van de kiel is geïnstalleerd, meet u de afstand tussen de
locatie van de transducer en de kiel van de boot. Voer
deze waarde in als een positief getal.
• Als de transducer is geïnstalleerd op de waterlijn
de daadwerkelijke waterdiepte weet, meet u de afstand
tussen de transducer en de waterlijn. Voer deze waarde in
als een negatief getal.
2
Voer een van onderstaande handelingen uit:
34).
• Als de transducer is aangesloten op de kaartplotter of een
sonarmodule, selecteert u Instellingen > Mijn boot >
Kielcorrectie.
• Als de transducer is aangesloten op het NMEA 2000
netwerk, selecteert u Instellingen > Communicatie >
NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst; selecteer de
transducer en selecteer Bekijk > Kielcorrectie.
3
Selecteer
als de transducer op de waterlijn is
geïnstalleerd, of selecteer
kiel is geïnstalleerd.
4
Voer de afstand in die in stap 1 is gemeten.
(De grenzen van de motormeter en
41).
of boven het uiteinde
als de transducer onder aan de
Toestelconfiguratie
en u