C12
C16
HET APPARAAT IN-/UITSCHAKELEN
C8
C10
C13
C15
C3
C5
C6
C2
C7
C9
C12
C16
C11
C8
C10
C14
C13
C15
uitgevoerd op het display, wordt de helderheid ervan automa-
tisch verminderd; de helderheid wordt gedurende de volgende
C4
minuten nog verder verminderd.
Druk, om het apparaat uit te schakelen, nogmaals op de toets
C1
(C1).
C3
Let op: Schakel de airconditioner nooit uit door de stekker uit
C2
het stopcontact te trekken. Druk op de toets
apparaat in de stand-bystatus te plaatsen en wacht enkele mi-
nuten alvorens de stekker te verwijderen. Op deze manier kan
het apparaat de controles van de operationele status uitvoeren.
SELECTIE MODI
Opgelet:Het apparaat kan enkele minuten nodig hebben voor-
dat het begint te koelen, verwarmen of ontvochtigen. In de tus-
sentijd zal de indicator van de geselecteerde modus knipperen.
Controleer, alvorens het apparaat
aan te sluiten op het elektriciteit-
snet, of de dop op de afvoerslang
op de achterkant van het apparaat
(A10) correct is aangebracht.
Steek de stekker in het stopcontact.
Op het display verschijnen twee
streepjes om aan te geven dat het
apparaat zich in de stand-bystatus
bevindt.
Druk op de toets
(C1) om het ap-
paraat in te schakelen.
Wanneer het apparaat wordt in-
geschakeld, wordt de bij de laatste
uitschakeling actieve functie geac-
tiveerd.
Let op: Als er gedurende enkele se-
conden geen handelingen worden
(C1) om het
Druk voor de selectie van de ge-
wenste bedrijfsmodus herhaaldelijk
op de toets MODE (C2), tot de ge-
wenste werking geselecteerd wordt.
C5
C6
C7
MODUS AIRCONDITIONING
C9
C11
C14
C4
C1
C5
C6
C7
Let op: Gedurende de zomer varieert de meest geschikte tem-
peratuur van 24 tot 27°C. In ieder geval wordt aangeraden om
C9
de temperatuur niet beduidend lager dan de buitentemperatuur
in te stellen.
C11
In de modus airconditioning kan de luchtstroom alleen op de
afstandsbediening geselecteerd worden.
C14
MODUS ONTVOCHTIGING
C4
C1
zoals voor de modus airconditioning. Dat betekent dat de lucht-
afvoerslang (B2) op het apparaat moet worden aangebracht om
de afvoer van vocht naar buiten mogelijk te maken.
Voor de instelling van deze modus:
•
Druk herhaaldelijk op de toets MODE (C2), tot het symbool
ontvochtiging verschijnt.
•
Het apparaat kiest automatisch de beste luchtstroom.
MODUS VERWARMING (ALLEEN IN SOMMIGE
MODELLEN)
37
Deze modus is ideaal wanneer de
ruimte, bij warm en vochtig weer,
zowel gekoeld als ontvochtigd moet
worden.
Voor de instelling van deze modus:
• Druk herhaaldelijk op de toets
MODE (C2) tot het symbool aircon-
ditioning
verschijnt. Het display
toont de gewenste temperatuur en
de ventilatorsnelheid AUTO.
• Druk, voor de wijziging van de te
bereiken temperatuur, op de toet-
sen (C4) of (C3).
Deze functie is ideaal voor het ver-
minderen van de luchtvochtigheid
in de ruimte (lente en herfst, vochti-
ge ruimten, regenachtige periodes,
enz.). Voor dit type werking moet
het apparaat worden voorbereid
Deze modus is ideaal in de lente en
herfst, wanneer de buitentempera-
turen niet bijzonder laag zijn. Het
apparaat moet voor deze modus op
dezelfde manier worden voorbereid
als voor de airconditioning, met be-
vestigde luchtafvoerslang (B2).
Voor de instelling van deze modus: