7
Bij vakken waar passageladders worden toegepast eerst een beginligger monteren op de voetspindels alvorens de stelramen te plaatsen
(zie 1b). In tenminste ieder 5e veld diagonalen monteren.
8
8
Het opsteken van de stelramen op het volgende bordes begint daar, waar de passagevlonder en de etageladder zijn gemonteerd.
Vanaf de ladder het eerste stelraam monteren. Bij een normaal verankerde Blitz-gevelsteiger hoeven de stelramen niet onderling geborgd te
worden. De bovenste leuningstijl en de stelramen die hoger doorgetrokken worden dan de bovenzijde gevel/dakrand moeten wel geborgd
worden. Zie pagina 9 en 10 voor de beveiliging tijdens de (de)montage van de nieuwe slagen met (verstelbare) montageleuningen.
9 Vanaf dit stelraam de steiger in beide richtingen verder uitbouwen. Ook hier de stelramen zo snel mogelijk verbinden met dubbele leuningen.
In Blitz 2.80 m bij werkzaamheden met een aangepaste hogere stahoogte de derde leuning monteren.
Wanneer de afstand tussen de gevel en steiger zo groot is dat er
doorvalgevaar bestaat, dient ook aan de binnenzijde van de steiger
een leuning gemonteerd te worden.
9a
Dit kan door leuningklemstukken met koppeling aan de binnenzij-
de van het stelramen te monteren en deze met dubbele leuningen
te verbinden.
9b
In de Euro stelramen (vanaf 2002) die voorzien zijn van 2 uitsparin-
gen, extra leuningklemstukken monteren en met dubbele leunin-
gen verbinden.
4
7
Na het aanbrengen van de leuning
de vlonders inhangen. Voor de trap-
opgang de daarvoor meest geschikte
plaats kiezen. In plaats van een nor-
male vlonder nu een passagevlonder
met luik of een passagevlonder met
ladder inhangen.
Voor het plaatsen van vlonders in
2.80 m stelramen kan men een vlon-
der aan 1 zijde inhaken. De andere
zijde erin hangen door met 1 hand
de vlonder te ondersteunen en de
hoogte overbruggen door aan de bin-
nenzijde van de steiger op de knie- of
heupleuning te klimmen.
9
9a
9b