Montage
f
Steek een slangklem (Ø 40-60 mm) op het uiteinde van de slang.
f
Sluit de slang op de aansluitbuis voor de aanzuigleiding aan de buffertank aan.
f
Trek de slangklem stevig aan.
f
Trek de slangklem na 15 minuten terug aan.
De spiraalslang moet tussen het einde van de afzuigleiding en de tankeenheid als volgt geplaatst
worden:
•
Met voldoende, constant verval.
•
Zonder doorhangen.
•
Zonder spanning.
f
Wanneer nodig verkort u de slang,
Afb. 45 Afzuigleiding
aansluiten
4.7.3
Stuureenheid monteren
1.
Afb. 46 Schroefgaten boren.
Afb. 47 Afdekking
afschroeven
52
f
Steek een slangklem (Ø 40-60 mm) op het uiteinde van de
slang.
f
Sluit de slang op het uiteinde van de afzuigleiding aan.
f
Trek de slangklem stevig aan.
f
Trek de slangklem na 15 minuten terug aan.
f
Monteer de wandklemmen om doorhangen te verhinderen.
Tijdens het bedrijf neemt het gezicht van de slang aanzienlijk
toe.
f
Gebruik voor de montage van de stuureenheid passend
bevestigingsmateriaal.
f
Wanneer mogelijk: Werk met zijn tweeën.
f
De montage- en bedrijfshandleiding van de stuureenheid
bevat een boorsjabloon.
f
Markeer de boorpunten aan de wand.
f
Boor de schroefgaten.
2.
f
Draai de vier schroeven met kruisgleuf uit kunststof in de
afdekking van de stuureenheid.
M8
1.1.179.0001