Controlelampje
pondersleutel
Dit lampje gaat branden zodra het
contact wordt aangezet.
Het lampje gaat uit zodra het mo-
tormanagement is ontgrendeld.
Indien het lampje blijft branden
klinkt een zoemer die aangeeft dat
de elektronische startbeveiliging
een storing heeft.
Controlelampje
stroom
Het lampje moet uit zijn
wanneer de motor draait.
Mocht het permanent branden,
waarschuw dan een CITROËN-
dealer.
"STOP"-lampje
Stop
onmiddellijk
met rijden.
C O N T R O L E L A M P J E S
trans-
Anti-blokkeersysteem
(ABS)
Het controlelampje van
het ABS brandt zodra u
het contact aanzet. Het dooft na en-
kele seconden.
Indien
het
dooft, dan kan dat duiden op een
mankement in het ABS-systeem.
(Zie Hoofdstuk II - «Remmen»).
laad-
Controlelampje
toroliedruk en -tempe-
ratuur
Als het oplicht tijdens het
rijden, zet dan de motor af. Contro-
leer het niveau (zie hoofdstuk "Ni-
veaus").
Als de lamp blijft branden terwijl het
niveau in orde is, dient u de dichtst-
bijzijnde CITROËN-dealer te raad-
plegen.
Controlelampje
gloeien diesel
Zie
hoofdstuk "Rijden - Star-
ten".
controlelampje
niet
mo-
voor-
de
instructies
van
Waarschuwings-
lampje
koelwaterni-
veau en -temperatuur
Indien het rode lampje brandt, dient
u onmiddellijk te stoppen en de
motor af te zetten.
Het kan zijn dat de koelventilator
nog een tijdje draait. Laat de motor
afkoelen en neem de voorgeschre-
ven
voorzorgsmaatregelen
hoofdstuk "Niveaus").
Waarschuw de CITROËN-dealer.
Waarschuwings-
lampje
minimum
brandstofvoorraad
Zodra dit lampje permanent brandt,
terwijl de auto zich op een horizon-
tale en vlakke ondergrond bevindt,
zit er nog ongeveer 6 liter brandstof
in de tank.
47
(zie