4
Het instrument configureren
4. Het aanmeldscherm verschijnt nadat de initialisatie is voltooid. Voer de gebruikersnaam en het
wachtwoord in. Het scherm Status wordt weergegeven
5. Gebruik voor de eerste aanmelding
4.6.2 Uitschakelen
Waarschuwing
De netkabel wordt uitgetrokken of het systeem wordt uitgeschakeld terwijl een programma actief is.
Schade aan preparaten door stroomuitval
• Trek het stroomsnoer er niet uit als het instrument in bedrijf is, tenzij in geval van nood en wanneer
zowel de stroomknop op het voorpaneel en de stroomschakelaar niet toegankelijk zijn.
• Schakel het systeem niet uit terwijl een programma actief is.
Normaal uitschakelen schakelt op een ordelijke manier de software uit. Het apparaat moet uitstaan, zonder dat
programma's of andere operaties worden uitgevoerd.
1. Tik op het Leica-logo rechts bovenin het scherm en tik op Afsluiten. Of selecteer
Instrumentinstellingen
2. Bevestig het afsluiten. Wacht tot het touchscreen leeg is en druk vervolgens op de hoofdschakelaar.
3. Zet de stroomonderbreker op de stand
4. Schakel de stroom uit via het stopcontact en trek het netsnoer eruit.
4.6.3 Nooduitschakeling
Druk in een noodgeval onmiddellijk op de hoofdstroomschakelaar.
Als de omstandigheden dit toelaten, schakelt u de stroom uit via het stopcontact en trekt u het netsnoer eruit.
4.6.4 Opnieuw opstarten na langdurige uitschakeling
Als het instrument niet langer wordt gebruikt wegens onderhoud of verwijdering, moet de gebruiker eerst
de voeding uitschakelen en vervolgens de voedingskabel verwijderen en goed bewaren. Bovendien moet de
gebruiker het oppervlak van het instrument, de retort, de reagensflessen, de paraffinebaden en het uitlekbakje
reinigen. Als er een afvoerbuis aangebracht is, moet deze worden verwijderd.
Als het instrument opnieuw moet worden gestart, brengt u de originele voedingskabel opnieuw aan. Controleer
de retort, de reagensflessen, de paraffinebaden en het uitlekbakje en zorg ervoor dat er geen verontreinigingen
zijn. Is er een afvoerbuis, installeer deze dan volgens de instructies. Schakel het instrument in en voer een
gevalideerd programma uit om de juiste werking van het instrument te garanderen.
52
(→ p. 58 – Eerste aanmelding)
>
Software
afsluiten.
UIT
om deze uit te schakelen.
(→ p. 70 – 5.4
Statusscherm).
de Superbeheerder-account
Instellingen
>
Versie 1,2, Revisie D