5
1
Programma uitvoeren
5.
Programma uitvoeren
5.1
De software gebruiken
De functies van het instrument worden bediend via het touchscreen.
5.1.1 Basisbediening
Knoppen
Tik op de knoppen op het touchscreen om menu's, schermen en dialoogvensters te openen, en om handelingen
te starten en te stoppen. De status van een knop wordt aangegeven door de kleur of rand. Afhankelijk van
het scherm en de beschikbare handelingen kunnen beschikbare, actieve knoppen
lichtblauw, felroze of felgroen zijn. Uitgeschakelde knoppen
Geselecteerde knoppen hebben een blauwe rand (→ Afb. 30). Knoppen in een togglepaar zijn donkergrijs
en helderblauw.
Afb. 28
Iconen
Er worden iconen gebruikt om verschillende elementen van het systeem weer te geven, zoals reagensstations
en retorten. Iconen die geselecteerd kunnen worden
erop te tikken, net als bij een knop. Een geselecteerd icoon
Toetsenborden
Toetsenborden verschijnen waar nodig, zodat u tekst en cijfers kunt invoeren. Er zijn twee soorten:
alfanumeriek (tekst en cijfers)
met een computertoetsenbord met knoppen op het scherm.
54
Afb. 29
(→ Afb. 31)
Afb. 31
(→ Afb. 33)
en numeriek (alleen cijfers). De toetsenborden zijn vergelijkbaar
(→ Afb. 28)
(→ Afb. 29)
zijn lichte versies van de basiskleur.
Afb. 30
lijken verhoogd. Selecteer een icoon door
(→ Afb. 32)
lijkt verhoogd met een blauwe rand.
Afb. 32
donkergrijs,
Versie 1,2, Revisie D