• Gebruik voor het laden van lithium-accu's alleen een hiervoor geschikte lader en gebruik de juiste laad-
procedure. Conventionele laders voor NiCd-, NiMH- of loodaccu's mogen niet worden gebruikt vanwege
brand- en explosiegevaar! Kies afhankelijk van de accu altijd de juiste laadprocedure.
• Wanneer u een lithium-accu met meer dan één cel oplaadt, moet u een zogenaamde balancer gebruiken
(geïntegreerd in de meegeleverde oplader).
• Laad LiPo-/Li-Ion-accu's met een laadstroom van max. 1C (tenzij anders aangegeven door de fabrikant
van de accu!). Dat betekent dat de laadstroom niet groter mag zijn dan de op de accu afgedrukte capa-
citeitswaarde (bijv. accucapaciteit 1000 mAh, max. laadstroom 1000 mA = 1 A).
• De ontlaadstroom mag de aangegeven waarde (zie hoofdstuk "Technische gegevens") niet overschrij-
den.
Als bijvoorbeeld een LiPo/Li-Ion-accu een waarde van "25C" afgedrukt heeft staan, dan wordt de max.
ontlaadstroom 25 keer de capaciteit van de accu (bijv. accucapaciteit 1000 mAh, max. ontlaadstroom
25C = 25 x 1000 mA = 25 A).
Anders kan de accu oververhit raken, wat tot het vervormen/opblazen van de accu of tot een explosie
of brand kan leiden!
De afgedrukte waarde (bijv. "25C") verwijst meestal niet naar de continue stroom, maar alleen op de
maximale stroom die de accu op een korte tijd kan leveren. De continue stroom mag niet hoger zijn dan
de helft van de aangegeven waarde.
• Let erop dat een lithium-accu niet diep ontladen wordt. Een diepteontlading van een lithium-accu leidt tot
onherstelbare schade/vernietiging van de accu.
Als het model niet is voorzien van een beveiliging tegen diepteontlading of een optische indicatie van
een te lage accuspanning, dient u tijdig te stoppen met het gebruik van het model.
• Koppel de vliegaccu los van de lader als de accu volledig opgeladen is.
12