1 - VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1.1 - Veiligheidsrichtlijnen
De installatie, het opstarten en het onderhoud van apparatuur kan
gevaarlijk zijn als bepaalde factoren betreffende de installatie niet
in acht worden genomen: de bedrijfsdruk, aanwezigheid van
e l e k t r i s c h e o n d e r d e l e n e n s p a n n i n g e n , e n d e
installatielocatie(verhoogde vloeren en opgebouwde constructies).
A l l e e n g o e d g e k w a l i f i c e e r d e i n s t a l l a t i e m o n t e u r s e n
hooggekwalificeerde installateurs en technici die volledig zijn
getraind voor het product, mogen deze apparatuur installeren en
veilig opstarten.
Tijdens alle onderhoudswerkzaamheden moeten alle instructies
en aanbevelingen in de installatie- en onderhoudshandleiding voor
het product, op tags en stickers die op de apparatuur en
onderdelen zijn bevestigd en op andere, afzonderlijk geleverde
onderdelen worden gelezen, begrepen en opgevolgd.
Het niet opvolgen van de door de fabrikant gegeven instructies
kan resulteren in letsel of schade aan het product.
■ Neem alle gebruikelijke veiligheidsvoorschriften en
-maatregelen in acht.
■ Draag een veiligheidsbril en werkhandschoenen.
■ Gebruik het juiste gereedschap om zware voorwerpen te
verplaatsen.
■ Verplaats eenheden voorzichtig en zet ze zachtjes neer.
2 - OVERZICHT VAN DE REGELING
2.1 - Regelsysteem
Het SmartVu
-systeem regelt het opstarten van de compressoren
TM
die nodig zijn om de gewenste in- en uittredetemperatuur van het
water van de warmtewisselaar te handhaven. De regelaar wordt
gebruikt voor de bediening en als configuratietool voor het regelen
van de werking van de eenheid. De SmartVu
doorlopend veiligheidsmechanismen die de eenheid beschermen
tegen uitval en een optimale werking waarborgen.
2.2 - Bedrijfstypes
De regeling kan in drie onafhankelijke bedrijfstypes werken:
■ Lokaal type: de eenheid wordt geregeld door opdrachten vanaf
de gebruikersinterface.
■ Bediening op afstand: de eenheid wordt geregeld door
potentiaalvrije contacten.
■ N e t w e r k t y p e : h e t a p p a r a a t w o r d t g e r e g e l d d o o r
n e t w e r k o p d r a c h t e n ( C C N / B A C n e t / M o d b u s ) . D e
datacommunicatiekabel wordt gebruikt om de eenheid aan te
sluiten op de CCN-communicatiebus.
Wanneer de regelaar autonoom werkt (lokaal of extern), behoudt
deze alle regelmogelijkheden, maar biedt geen functies van het
netwerk.
Noodstop! Door de noodstopopdracht via het netwerk wordt
de unit gestopt, ongeacht het actieve bedrijfstype.
1.2 - Veiligheidsmaatregelen
Alleen personeel dat gekwalificeerd is volgens de richtlijnen van
de IEC (IEC = International Electrotechnical Commission) mag
toegang krijgen tot de elektrische componenten.
In het bijzonder moeten alle stroombronnen naar de eenheid
worden uitgeschakeld voordat met de werkzaamheden wordt
begonnen. Schakel de hoofdvoeding uit bij de hoofdschakelaar
of -scheider.
BELANGRIJK: Deze apparatuur voldoet aan alle van
t o e p a s s i n g z i j n d e v o o r s c h r i f t e n b e t r e f f e n d e
elektromagnetische compatibiliteit.
GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE! Zelfs als de hoofdschakelaar
uit is geschakeld, kan er nog steeds spanning staan op
bepaalde circuits omdat deze mogelijk op een afzonderlijke
stroombron zijn aangesloten.
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN! Door elektrische stromen
kunnen onderdelen warm worden. Ga voorzichtig om met
stroomleidingen, elektrische kabels en goten, afdekpanelen
van schakelkasten en motorbehuizingen.
BELANGRIJK: Bij HFO-units moeten bepaalde specifieke
veiligheidsvoorzorgsmaatregelen worden getroffen.
Raadpleeg de montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies
van de unit voor meer informatie over het veilig werken met
de apparatuur).
bewaakt
TM
5