3.6.7
ABS-controlelampje
Het controlelampje van het antiblokkeersysteem
moet na het opstarten van het systeem branden
en na het wegrijden bij ca. 5 km/h doven.
Wanneer het ABS-controlelampje na het
opstarten van het elektrische aandrijfsysteem niet
gaat branden, is de ABS defect en wordt de
berijder daar aanvullend door middel van de
getoonde storingscode op het display op
gewezen.
Wanneer het controlelampje na het wegrijden niet
dooft op tijdens het rijden gaat branden, duidt dat
op een storing in het antiblokkeersysteem. Het
antiblokkeersysteem is dan niet meer actief. De
reminstallatie zelf blijft werken, alleen is de
antiblokkeersysteemregeling niet beschikbaar.
Bij een brandend ABS-controlelampje is de
ABS-functie niet actief.
Aanwijzing
Het controlelampje van het antiblokkeersysteem
kan gaan branden wanneer onder extreme
rijomstandigheden de toerentallen van het
voorwiel en achterwiel sterk van elkaar afwijken,
bv. bij rijden op het achterwiel of wanneer het wiel
ongewoon lang zonder contact met de
ondergrond draait (montagestandaard). Daarbij
wordt het antiblokkeersysteem uitgeschakeld.
1 Stop de pedelec om het antiblokkeersysteem
weer te activeren.
2 Start de pedelec opnieuw (uit- en weer
inschakelen).
MY21Z01 - 16_1.0_10.03.2020
Overzicht
35