■ Uw schouders zo dicht mogelijk
naar de rugleuning schuiven. De
hoek van de rugleuning dusdanig
instellen dat u het stuurwiel met
licht gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning niet te ver laten ach‐
teroverhellen. De aanbevolen
maximale hellingshoek bedraagt
ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 58.
■ De zithoogte zo instellen, dat
u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐
zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreedte
ruimte zitten. De dijen moeten licht
op de zitting rusten, zonder druk uit
te oefenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 35.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen
3 40.
Stoelverstelling
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd
kunnen bewegen.
Zitpositie
Stoelen, veiligheidssystemen
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Rugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
37