70
Instrumenten en bedieningsorganen
Bij auto's met een dieselmotor moet
eventueel het dieselbrandstoffilter
ontvochtigd worden 3 88.
Knippert bij ingeschakelde
ontsteking
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart 3 30.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt of knippert rood.
Brandt
Brandt wanneer de handrem is gelost
en het rem-/koppelingsvloeistofpeil te
laag is 3 107.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 96.
Knippert
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert R gedu‐
rende enkele seconden na het uit‐
schakelen van de ontsteking als de
handrem niet is aangetrokken.
Antiblokkeersysteem
(ABS)
u brandt rood.
Als het controlelampje tijdens het rij‐
den gaat branden, is er een storing in
de ABS.
Antiblokkeersysteem 3 95.
Winterprogramma
Symbool op transmissiedisplay
brandt bij ingeschakeld winterpro‐
gramma 3 93.
Stuurbekrachtiging
EPS brandt geel.
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De stuurbekrachtiging
werkt wellicht niet meer. De auto kan
worden bestuurd, maar er is aanzien‐
lijk meer kracht vereist. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Voorgloeien en roetfilter
! brandt of knippert geel.
Brandt
Voorgloeisysteem ingeschakeld.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Knippert
(bij auto's met dieselpartikelfilter).
Als het filter gereinigd moet worden,
maar de recente rijomstandigheden
geen automatische reiniging toelie‐
ten, knippert controlelamp !. Verder
rijden en het motortoerental zo mo‐
gelijk niet onder 2000 omw/min laten
dalen.
Controlelamp ! dooft zodra de zelf‐
reiniging is afgerond.
Dieselpartikelfilter 3 88.