3. Machine- en bedieningselementen
Aandrijfwielen
De wielen moeten met de profielpunten
in de rijrichting (van boven af op de wie-
len gezien) gemonteerd worden, om de
trekkracht zo optimaal mogelijk te benut-
ten. De veerring met de bolle zijde naar
de verdieping in het schijfwiel monteren
(zie afb. wielbevestigingsschroeven blz.
21).
Sneeuwkettingen
Bij het gebruik van sneeuwkettingen
moeten de aanwijzingen van de fabrikant
worden opgevolgd. Let erop dat de
machineonderdelen vrij kunnen bewe-
gen.
Dubbellucht banden
Voor een grotere stabiliteit bij werkzaam-
heden op hellingen kunnen dubbellucht
banden, sterschijven of grijpwielen wor-
den gemonteerd.
Naafverlenging met
antiwikkelbuis
Art. 5616 511 (zonder wielen)
20
Communale werktuigdrager 5500 KL
De aanbouw van de naafverlenging aan
de getrapte naaf van de machine gebeurt
met
wielbevestigingsschroeven,
uitvoering B (blz. 21).
Veerring met de bolle zijde tussen het
aandrijfwiel en de naafverlenging mon-
teren.
De naafverlenging voor het gebruik van
dubbellucht banden is vanuit de fabriek
ingesteld op een differentieelachtige
werking.
De mogelijkheid bestaat om de dubbel-
lucht banden star te monteren. Dit gaat
als volgt:
Veiligheidsring (7) en aanloopschijf (6)
verwijderen.
Het buitenste wiel met de wielflens
enigszins naar buiten trekken en zover
verdraaien dat de wielflens tussen de
beide meenemers van de wielflensas niet
meer meedraait.
Wiel weer in z'n geheel op de wiel-
flensas schuiven en de veiligheidsring
monteren.
Wielflens en smeernippel met een vet-
spuit (bio-smeervet) om de 50 bedrijfs-
uren smeren.
UItgave 03.95