b) Controle van de aandrijving
Voordat u de quadrocopter in gebruik kunt nemen, is het
vereist de aandrijving te controleren. Het model kan alleen
met het laagste energieverbruik vliegen als alle vier de
propellers licht lopen en absoluut ronddraaien. Om deze
redenen moet u de functie van de aandrijfpropellers voor
iedere vlucht kort controleren.
Draai daartoe iedere afzonderlijke propeller voorzichtig
met een vinger rond en controleer het ronddraaien en licht
lopen.
Let daarbij op de draairichtingen van de verschillende pro-
pellers. Twee propellers draaien tegen de klok in (A) vanaf
de bovenkant gezien en twee propellers draaien met de
klok mee (B).
c) Plaatsen van de vliegaccu
Het compartiment voor de vliegaccu bevindt zich aan de
onderkant van de quadrocopter. De vliegaccu (1) wordt
vanaf de voorkant zo ver mogelijk in het batterijcomparti-
ment volgens de afbeelding hiernaast, totdat het vastklikt.
De aansluitkabel van de vliegaccu (2) moet aan de voor-
kant zijn uitgelijnd, zodat de vliegaccu later kan worden
aangesloten op de aansluitbus (3) van de quadrocopter.
De IR-ontvanger (4) moet later tijdens de vlucht worden
uitgelijnd richting de piloot met de IR-zender.
Belangrijk!
Wanneer u de quadrocopter niet gebruikt, bijv.
tijdens het transport en opslag, verwijdert u al-
tijd de accu uit het compartiment.
Verwijder de op te laden accu uit de quadrocopter. U mag
niet aan de kabel van de accu trekken, maar duw de bat-
terij voorzichtig van de andere kant uit het compartiment.
De accu nooit opladen terwijl deze zich in de quadrocopter bevindt.
Afbeelding 5
Afbeelding 6
13