Kan niet weergeven.
U probeert beelden weer
te geven die met een
andere camera zijn
gemaakt of met een
computer zijn bewerkt.
Bestandsnaam is
gewijzigd op een
computer of
bestandslocatie is
gewijzigd.
Lens wordt niet ingetrokken.
Klepje van
geheugenkaartsleuf of
batterijhouder is geopend
terwijl de camera is
ingeschakeld.
Het klepje van de
geheugenkaartsleuf/
batterijhouder is geopend
tijdens het schrijven naar
de geheugenkaart
(waarschuwingssignaal).
Overgeschakeld van
opnamemodus naar
weergavemodus.
Energie van de batterijen is snel verbruikt.
Het verkeerde type
batterijen is geplaatst.
De batterijen zijn koud. De
batterijprestaties nemen
af bij lage temperaturen.
De polen van de batterij
zijn vuil.
De batterijen zijn meer
dan een jaar niet gebruikt.
Bij oplaadbare batterijen:
de batterijen kunnen niet
meer worden opgeladen.
152
Computerbeelden die niet kunnen worden weergegeven, worden
wel weergegeven als u deze naar de camera overbrengt met het
gebundelde softwareprogramma ZoomBrowser EX of ImageBrowser.
Stel de bestandsnaam of het bestandsnummer in volgens de
DCF-normen (Design rule for Camera File system).
Zie Nummering van bestanden en mappen (p. 126).
Sluit het klepje van de geheugenkaartsleuf of batterijhouder en zet
de camera uit.
Sluit het klepje van de geheugenkaartsleuf of batterijhouder en zet
de camera uit.
De lens wordt in dit geval niet ingetrokken. Draai de functieknop
weer naar rechts zodat de lens wordt ingetrokken.
Gebruik alleen nieuwe AA-formaat alkalinebatterijen of volledig
geladen Canon AA-formaat NiMH-batterijen.
Zie Juist gebruik van batterijen (p. 16).
Als u opnamen maakt in een koude omgeving, houdt u de
batterijen warm (door deze bijvoorbeeld in uw binnenzak te
plaatsen) totdat u de batterijen wilt gebruiken.
Reinig deze vóór gebruik met een droge doek.
Als de batterijen oplaadbaar zijn: de batterijen moeten na
meerdere oplaadcycli weer normaal functioneren.
Vervang alle vier batterijen door nieuwe batterijen.