Ingangen
Impulsingang
De ingangen 1 - 6 kunnen impulsen van max. 10 Hz en ten minste 50 ms impulsduur verwerken.
Keuze van de meetgrootheid
Windsnelheid
Voor de meetgrootheid „Windsnelheid" dient een quotiënt te worden opgegeven. Dat is de signaalf-
requentie bij 1 km/h.
Voorbeeld: De windsensor WIS01 geeft bij een windsnelheid van 20 km/h iedere seconde een impuls
uit (= 1Hz). Daarom is de frequentie bij 1 km/h dus 0,05Hz.
Instelbereik: 0,01 – 1,00 Hz
Debiet
Voor de meetgrootheid „Debiet" dient een quotiënt te worden opgegeven. Dat is het debiet in liter per
impuls.
Instelbereik: 0,1 – 100,0 l/Impuls
Impuls
Deze meetgrootheid dient als ingangsvariabele voor die functie „Teller", impulsteller met eenheid
„impulsen".
Gebruikersgedefinieerd
Voor die meetgrootheid „Gebruikersgedefinieerd" dienen een quotiënt en de eenheid opgegeven te
worden.
Instelbereik quotiënt: 0,00001 – 1000,00000 Eenheden/impuls (5 kommaposities)
Eenheden: l, kW, km, m, mm, m³.
Voor l, mm en m³ dient daarnaast de tijdseenheid te worden gekozen. Voor km en m zijn de tijdseen-
heden vast ingesteld.
Voorbeeld: Voor de functie „Energiemeter" kan de eenheid „kW" worden gebruikt. In bovenstaand
voorbeeld is 0,00125 kWh/impuls gekozen, hetgeen 800 impulsen/kWh betekent.
14