Hoofdstuk 5 Alarmen
Pop-upberichten
Zoals beschreven in hoofdstuk 4, worden pop-upberichten gebruikt om de gebruiker te helpen
om het alarm aan te passen en te voorkomen dat onbedoelde aanpassingen aan het apparaat
worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk 4 voor een overzicht van pop-upberichten.
Alarmtypen
Er worden alarmtypen geïdentificeerd ten behoeve van een raamwerk voor het alarmschema en
de alarmtitels. De alarmaanduidingen kunnen worden veroorzaakt door
patiëntomstandigheden, ademhalingscircuitomstandigheden, apparaatomstandigheden of
omgeving. Zie de paragraaf Alarmoverzicht verderop in dit hoofdstuk voor een lijst met alle
alarmen, met beschrijvingen van de werking van het beademingsapparaat en verbeteringsacties.
Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende alarmen:
Patiëntveiligheid: hebben betrekking op de beademing van de patiënt en de
•
ademhalingsinspanning die de patiënt levert. Patiëntveiligheidsalarmtypen omvatten ook:
pulsoxymetriebewaking en problemen met circuit/uitademklep.
Omgeving en gebruik: hebben betrekking op de invoer van het apparaat; bijvoorbeeld van externe
•
voeding, batterijspanning, O
omvatten ook: omgevings- en apparaattemperatuur, barometerdruk en hoogte.
Zelftest: hebben betrekking op de werking van het systeem en omvatten ook:
•
Patiënt-veiligheidsalarmen
De beademingsmodus bepaalt of parameters worden geregeld door de gebruiker. Daardoor
gedragen de alarmen die de veiligheid van de patiënt bewaken zich anders afhankelijk van de
beademingsmodus. Patiëntveiligheid-alarmen kunnen worden onderdrukt of uitgeschakeld als
het gebruik aangeeft dat dit geschikt is voor de behandeling van de patiënt.
Opmerking: Pop-upberichten worden gebruikt om te voorkomen dat alarmgrenzen onbedoeld
De onderstaande tabel bevat een overzicht van alarmen met betrekking tot de veiligheid van de
patiënt, beschrijft standaardinstellingen en instelbaar bereik in verschillende beademingsmodi
en de servicecode voor elk alarm. De alarminstellingen blijven bewaard wanneer deze zijn
ingesteld voordat de stroomuitval is opgetreden en kunnen worden opgehaald door de Laatste
instellingsinstructies in hoofdstuk 4 te volgen.
5-4
onder hoge druk of vers gas. Omgevings- en gebruiksalarmtypen
2
Interne communicatie (Comm): fouten/storingen met de communicatie tussen apparaten,
•
het controleren van de cyclische redundantie of problemen met de processor.
Pneumatische sensor: fouten/storingen met de pneumotachografische berekeningen
•
van de gasflow of met de druktransducers.
Pneumatisch systeem: fouten/storingen met de compressor of de toevoerklep voor O
•
Interne voeding: fouten/storingen met de interne voeding waardoor het apparaat
•
niet via externe voeding werkt en niet op de interne oplaadbare batterij kan werken.
Pulsoxymetriemodule: fouten/storingen met de pulsoxymetriemodule die niet te
•
maken hebben met de bewaking van de patiënt of met een fout of storing in de
module zelf.
Preventief onderhoud: alarmen die optreden wanneer preventief onderhoud nodig
•
is aan het apparaat.
op hun uiterste waarde worden ingesteld, wat de doeltreffendheid van het alarm
kan beperken.
www.zoll.com
.
2
9650-002363-16 Rev A