INSTALLATIE
Elektrische aansluiting
Zie Algemene
veiligheidswaarschuwingen.
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van de netvoeding
overeenstemmen met de gegevens op het
identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de merknaam
van het apparaat en is zichtbaar op het
apparaat aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Zorg voor de aardverbinding met een kabel die
ten minste 20 mm langer is dan de andere
kabels.
Het apparaat kan op de volgende manieren
functioneren:
Modellen van 38 cm (A)
220-240 V 1N~
3 x 1,5 mm ²
driepolige kabel
Modellen van 60 cm (B) e modellen van 80
cm met 4 zones (C)
220-240 V / 380-415
V 2N~
6 x 1,5 mm ²
zespolige kabel
220-240 V
3 x 6 mm ²
driepolige kabel
91477A053/D
Modellen van 80 cm met 6 zones (D) en
modellen van 90 cm (E)
380-415 V 3N~
5 x 1,5 mm ²
vijfpolige kabel
220-240 V 3~ / 380-
415 V 2N~
4 x 4 mm ²
vierpolige kabel
220-240 V 1N~
5 x 2,5 mm ²
vijfpolige kabel
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
De stroomkabels hebben afmetingen
die rekening houden met de
gelijktijdigheidsfactor (conform de norm
EN 60335-2-6).
Gebruik voor elke aansluiting, indien
aanwezig, de meegeleverde
geleiderbrug
Vaste aansluiting
Breng op de lijn een meerpolige
scheidingsschakelaar aan met een
contactopening die in overeenstemming met de
installatievoorschriften, de volledige scheiding
volgens overspanningscategorie III mogelijk
maakt.
Voor de Australische/Nieuw-Zeelandse
markt:
de geïntegreerde scheiding in de vaste
aansluiting moet in overeenstemming met de
norm AS/NZS 3000 zijn.
Procedure voor vermogensbeperking
• Deze procedure is alleen
voorbehouden aan de installateur.
• Het apparaat, afhankelijk van het
model, wordt standaard ingesteld
op maximaal vermogen.
Om het door het apparaat opgenomen
maximale vermogen te kunnen wijzigen, moet
het gebruikersmenu geopend worden (zie
INSTALLATIE - 111