Inhoudsopgave
Advertenties
1. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder
het contactsleuteltje.
2. Hef het voertuig op van de grond; zie Het voertuig
opkrikken, blz. 22.
3. Draai de kabelafstellingschroef onder de
vloerplaat vast, totdat de kabels in de rem-
equalizer zijn weggestopt (Fig. 23).
Figuur 23
1. Kabelafstellingschroef
2. Rem-equalizer
De banden controleren
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden,
zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een
band of een velg beschadigen en tevens de
wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een
ongeluk de conditie van de banden controleren.
Controleer of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai
de bouten van de voorwielen vast met een torsie van
183–224 Nm en de moeren van de achterwielen met
een torsie van 61–88 Nm.
Voorwielophanging instellen
De rijhoogte van beide zijden van het voertuig kan
worden ingesteld.
1. Krik het vooreinde van het voertuig op van de
grond; zie Het voertuig opkrikken, blz. 22.
2. Verwijder de bout om de speling te begrenzen
(Fig. 24).
3. Draai de centreerbouten in het "A"-voorgestel los
(Fig. 24).
4. Verwijder de bout om de rijhoogte in te stellen
(Fig. 24).
5. Draai het "A"-voorgestel in de gewenste positie
(Fig. 24). De afstand van de onderkant van de
voorste haak tot de grond moet 22,9 tot 24,8 cm
zijn, waarbij de banden op een spanning van
83 kPa (12 psi) moeten zijn gebracht.
6. Monteer de bout om de rijhoogte in te stellen en
de bout om de speling te begrenzen (Fig. 24).
7. Draai de centreerbouten vast met een torsie tot
359 ±34 Nm.
8. Draai de bout om de rijhoogte in te stellen vast
met een torsie tot 203 ±20 Nm.
9. Herhaal dit aan de andere kant van het voertuig.
2
1. Bout om de speling te begrenzen
2. Centreerbout
3. Bout om rijhoogte in te stellen
Onderhoud van de aandrijfriem
Onderhoudsinterval/Specificatie
De conditie en de spanning van de aandrijfriem
moeten na de eerste gebruiksdag worden
gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.
2. Haal de bak op en zet deze vast met de steun.
3. Zet het voertuig in de neutraalstand; zie
Neutraalstandsysteem, blz. 23.
27
1
3
Figuur 24
Advertenties
Inhoudsopgave
