a l a r m s i g n a a l / b e r i c h t e n
A l a r m i n d i c a t i e
Een alarmtoestand wordt aangegeven door een geluidssignaal en een visuele alarmindicator. Een
parameter buiten grens knippert alleen op de Rad-5. "SEn OFF" (sensor-uit) en "nO SEn" (geen
sensor) genereren alleen een alarmtoestand nadat er een polsslag is gevonden.
A l a r m g r e n z e n ( a l l e e n R a d - 5 )
WAARSCHUWING: OM ER ZEKER VAN TE ZIJN DAT ALARMGRENZEN GESCHIKT ZIJN
VOOR DE BEWAAKTE PATIËNT, DIENT U DE GRENZEN ELKE KEER DAT DE
PULSOXIMETER GEBRUIKT WORDT TE CONTROLEREN.
Een geluidssignaal en een knipperende alarmstatusindicator komen voor wanneer een alarmgrens langer
dan vijf seconden bereikt of overschreden wordt. Een operator zal in staat zijn op op 3 meter van de unit een
onderscheid te maken tussen de hoge en lage prioriteitsalarmen. Hieronder vindt u aanwijzingen voor het
opschorten van het alarm. Wanneer er geen sensor is aangesloten op een patiënt of wanneer een sensor
niet is aangesloten op de kabel ervan, geeft het display SEn OFF (sensor-uit) of nO SEn (geen sensor) weer.
Een geluidssignaal vergezelt het display tenzij de oximeter is ingesteld op de modus Alarm opschorten.
INSTELLING
SpO
hoog alarmgrens
2
SpO
laag alarmgrens
2
Polsslag hoog alarmgrens
(bpm)
Polsslag laag alarmgrens
(bpm)
Handleiding voor de Rad-5/5v pulsoximeter met signaalextractie
BEREIK
De hoge alarmgrens voor de SpO
en 100% worden ingesteld, in stappen van 1%. In de "----" (uit)
stand, is de hoge alarmgrens van de SpO
De lage alarmgrens voor de SpO
100% worden ingesteld, in stappen van 1%.
NB: De lage alarmgrens moet altijd onder de hoge alarmgrens worden
ingesteld. Als geprobeerd wordt de hoge alarmgrens onder de lage
alarmgrens in te stellen, wordt de lage alarmgrens automatisch afgesteld
op de volgende instelling onder de nieuwe ingevoerde hoge alarmgrens.
De hoge alarmgrens voor de polsslag kan op elk punt tussen
30 slagen per minuut (bpm) en 240 slagen per minuut (bpm)
worden ingesteld, in stappen van 5 slagen per minuut (bpm).
De lage alarmgrens voor de polsslag kan op elk punt tussen
25 slagen per minuut (bpm) en 235 slagen per minuut (bpm)
worden ingesteld, in stappen van 5 slagen per minuut (bpm).
NB: De lage alarmgrens moet altijd onder de hoge alarmgrens worden
ingesteld.
Als geprobeerd wordt de hoge alarmgrens onder de lage
alarmgrens in te stellen, wordt de lage alarmgrens automatisch afgesteld
op de volgende instelling onder de nieuwe ingevoerde hoge alarmgrens.
kan op elk punt tussen 2%
2
uitgeschakeld.
2
kan op elk punt tussen 1% en
2
5
5-1