Instellingen
8.1
Werkdiepte van de rotorcultivator instellen
8.1.1
Mechanische instelling van de nalopende wals
1. Klap de machine-elementen uit op het veld.
2. Til de machine met de tractorhydrauliek zo
ver op, dat de diepte-instelpennen (Afb.
80/2) van de draagarmen (Afb. 80/1)
loskomen.
3. Schakel de aftakas van de tractor uit, trek
de handrem van de tractor aan, zet de
tractormotor af en trek de contactsleutel uit
het contactslot.
Wachten totdat de werktuigdragers tot
stilstand gekomen zijn.
4. De diepte-instelpen in de gewenste positie
plaatsen (Afb. 81/1)
in beide buitensegmenten
In hetzelfde vierkante gat.
GEVAAR
De diepte-instelpennen alleen aan
de greep vastpakken.
Nooit tussen de draagarm en de
diepte-instelpen grijpen.
5. Beide diepte-instelpennen met lunspennen
(Afb. 81/2) borgen.
88
De grondbewerkingsmachine steunt op de wals. Daardoor wordt de
werkdiepte van de grondbewerkingsmachine exact aangehouden.
Aangepast moeten worden op de nieuwe rotorcultivatorwerkdiepte
de zijplaten
de egalisatiebalk
voorlopende bandenpacker.
WAARSCHUWING
De diepte-instelpen na iedere keer omsteken met een lunspen
(Afb. 83/3) borgen.
Afb. 80
Afb. 81
KG 4/5/6001-2 BAH0060-5 12.17