SEG IV
11 Opmerkingen
11.1
Koplampen hoger dan 140 cm boven opstelplaats
OPMERKING
Neem nationale voorschriften in acht.
Ga als volgt te werk voor het instellen van de koplampen:
1. Plaats het voertuig op een vlakke ondergrond (hoeft niet horizontaal te zijn) op 10 m afstand van een verticale,
lichte wand.
2. Teken de hierna vermelde lijnen op de testwand:
•
Lijn A:
Verleng de lengte-as van het voertuig tot aan de testwand en trek vanaf deze plaats een verticale lijn op de
wand.
•
Lijnen B en C:
Meet afstand X tussen de koplampen (midden koplamp tot aan midden koplamp) en teken op de wand twee
verticale lijnen (B en C) symmetrisch t.o.v. lijn A (afstand B tot C = X).
•
Lijn H:
Meet de afstand vanaf het midden van een koplamp tot aan opstelplaats (bodem) en trek op deze hoogte een
(horizontale) lijn op de testwand parallel t.o.v. opstelplaats (bodem).
•
Lijn D:
Teken lijn D met een afstand „e" onder en parallel t.o.v. lijn H. Bij hoofdkoplampen: „e" = H/3 cm, bij mistlichten
vóór: „e" = H/3 + 7 cm
Koplampen als volgt instellen:
1. Dek de rechter koplamp af.
2. Richt de linker koplamp verticaal uit.
Het horizontaal deel van de licht-donkergrens moet de lijn D raken.
3. Richt de linker koplamp horizontaal uit.
De knik tussen het horizontale en het stijgende deel van de licht-donkergrens moet zich bevinden op lijn B.
4. Dek de linker koplamp af.
5. Richt de rechter koplamp verticaal uit.
Het horizontaal deel van de licht-donkergrens moet de lijn D raken.
6. Richt de rechter koplamp horizontaal uit.
De knik tussen het horizontale en het stijgende deel van de licht-donkergrens moet zich bevinden op lijn C.
Koplampen hoger dan 140 cm boven opstelplaats
Opmerkingen
27