TOEPASSINGSSPECIFIEKE INSTELLINGEN
U kunt uw apparaten aanpassen voor gebruik met een bepaalde toepassing. Zo wilt u in de ene toepassing
misschien een zeer drukgevoelige penpunt, terwijl u in een andere toepassing liever een minder
drukgevoelige penpunt gebruikt. In de lijst T
de lijst en de apparaatinstellingen voor deze toepassing aanpassen aan uw voorkeuren.
•
Indien er geen toepassingsspecifieke instellingen worden gebruikt en er in de lijst A
apparaat wordt geselecteerd, wordt in de lijst T
bevinden zich alle apparaatinstellingen die voor al uw toepassingen van toepassing zijn.
In onderstaand voorbeeld zijn er toepassingsspecifieke instellingen toegevoegd voor de G
Het pictogram A
LLES
•
Als er toepassingsspecifieke instellingen worden toegevoegd of wanneer automatische
standaardinstellingen van het stuurprogramma van kracht zijn, verandert het pictogram A
en wordt een toepassingspictogram weergegeven voor de zojuist toegevoegde toepassing(en).
OVERIGE
In bovenstaand voorbeeld zijn er toepassingsspecifieke instellingen toegevoegd voor de G
Als u het pictogram A
wijzigingen van toepassing op de G
aan de lijst T
OEPASSING
van de G
P
wijzigt, zijn uw wijzigingen alleen van toepassing op de G
RIP
EN
betreffende toepassing gebruikt.
Wanneer u toepassingsspecifieke instellingen maakt, maakt u een aparte groep instellingen voor het
geselecteerde apparaat en de geselecteerde toepassing.
Tip: u kunt de functie-instellingen van de ExpressKeys, Touch Rings of de pen voor de toepassing die op
de voorgrond staat, controleren door een van de ExpressKeys in te stellen op
knop op elk gewenst moment in te drukken.
Zie de volgende hoofdstukken voor meer informatie:
Een toepassingsspecifieke instelling opgeven
Toepassingsspecifieke instellingen verwijderen
Inhoudsopgave
Index
Inhoud
Index
OEPASSING
wordt weergegeven en de G
selecteert en de instellingen van de G
LLE OVERIGE
P
RIP
EN
hebt toegevoegd. Als u een toepassingspictogram selecteert en de instellingen
Inhoudsopgave
Index
kunt u een afzonderlijke toepassing toevoegen aan
het pictogram A
OEPASSING
P
krijgt dezelfde instellingen in alle toepassingen.
RIP
EN
in alle toepassingen, behalve voor de toepassingen die u
een
PPARAAT
weergegeven. Hierin
LLES
RIP
LLES
RIP
P
wijzigt, zijn uw
RIP
EN
P
wanneer u de
RIP
EN
I
NSTELLINGEN
49
49
P
.
EN
in A
LLE
P
.
EN
en die
49