NL
Spasmedetectie:
Hiermee kunt u de drempel instellen, waarbij de sensoriek een ontoelaatbare reactie van de patiënt
herkent en de motor stopt om het gevaar voor overbelasting te minimaliseren.
‒
fijn (1)
o
Patiënten met zeer gevoelige gewrichten en pezen. Een geringe weerstand volstaat om de motor
te stoppen.
‒
gemiddeld (2)
o
Patiënten met minder gevoelige gewrichten.
‒
grof (3)
o
Patiënten met sterke spasmen. De motor stopt pas bij een grote weerstand.
Hoe groter het bewegingsbereik, of hoe kleiner de aandrijfkracht, hoe gevoeliger de spasmedetectie
reageert en omgekeerd.
Spasmeprogramma:
Hiermee kunt u de richting instellen waarin de training wordt voortgezet na het detecteren van een
spasme.
‒
vooruit (1)
o
na het herkennen van een spasme altijd vooruit starten (aangeraden bij een neiging tot strekspasmen)
‒
achteruit (2)
o
na het herkennen van een spasme altijd achteruit starten (aangeraden bij een neiging tot
buigspasmen)
‒
wisselen (3)
o
na het herkennen van een spasme wordt van draairichting gewisseld
‒
volgen (4)
o
na het herkennen van een spasme starten in de eerdere draairichting
Artikelnr. A007-665_Rev 2.0 - Laatste bewerking: 2020-06-02
Gebruiksaanwijzing THERA-Trainer bemo
43