Ü MAANDELIJKS ONDERHOUD OF NA ELKE 50 BEDRIJFSUREN
CONTROLEREN
- Lokaliseer de reductiekast
- Controleer of er geen olie lekt uit de reductiekast en de doppen.
- Als er een lek wordt vastgesteld:
• Reinig de buitenkant van de reductiekast met een schone doek.
• Verwijder de vuldop
• Controleer of de olie tot aan de rand van de vulopening komt.
• Vul indien nodig olie bij,
• Plaats de vuldop terug.
CONTROLEREN
- Controleer of er geen olie lekt uit de differentiëlen en de doppen.
- Als er een lek wordt vastgesteld:
• Reinig de buitenkant van het differentieel van de as met een schone doek.
• Verwijder de vuldop
• Controleer of de olie tot aan de rand van de vulopening komt.
• Vul indien nodig olie bij,
• Plaats de vuldop terug.
CONTROLEREN
Opmerking: controleer achtereenvolgens alle wielreductoren.
- Controleer of er geen olie lekt ut de wielreductoren en de doppen.
- Als er een lek wordt vastgesteld:
• Draai het wiel om de vuldop/aftapdop
• Reinig de buitenkant van de wielreductor met een schone doek.
• Verwijder de vuldop/aftapdop.
• Controleer of de olie tot aan de rand van de vulopening komt.
• Vul indien nodig olie bij,
• Plaats de vul-/aftapdop terug:
Aanhaalkoppel = 42 N.m ± 7 N.m
VOER OOK HET DAGELIJKSE ONDERHOUD UIT.
Lekdichtheid van de reductiekast
1
van de achteras.
2
.
e
SMEERMIDDELEN.
Lekdichtheid van de differentiëlen voor- en achteras
1
.
e
SMEERMIDDELEN.
Lekdichtheid van de voor- en achterwielreductoren
1
in horizontale positie te zetten.
e
SMEERMIDDELEN.
3 - 24
2
1
1
1
1