OB JE CT-ID
10
30
50
ID nummers van non-ferro metalen zoals koper, zilver, aluminium en lood zijn hoog. Het object-ID-bereik van goud
is breed en kan binnen hetzelfde bereik van metaalafval vallen, zoals ijzer, folie, schroefdoppen en treklipjes. Daarom,
als u op zoek bent naar gouden objecten, moet u ermee rekening houden dat u ook afvalmetalen uitgraaft.
Munten die over de hele wereld worden gezocht, zijn gemaakt van verschillende metalen en in verschillende
afmetingen op verschillende geografische locaties en in verschillende historische tijdperken. Om de object-ID's
van de munten in een bepaalde zone te kennen, wordt daarom voorgesteld om, indien mogelijk, een test uit te
voeren met een voorbeeld van dergelijke munten om het ID-nummer te weten.
Het kan enige tijd en ervaring kosten om optimaal gebruik te maken van de object-ID-functie in uw zoekgebied.
Verschillende merken en modellen van detectoren produceren verschillende object-ID-nummers. De nummers
variëren nog meer, afhankelijk van de gewenste diepte, grondmineralisatie en aangrenzende metalen. Maar na
enige oefening zult u snel vertrouwd raken met de betekenissen van de object-ID's van de SIMPLEX+.
De OBJECT-ID is het nummer dat door de metaaldetector
wordt geproduceerd op basis van de geleidbaarheid van de
metalen en geeft de gebruiker een idee over wat voor een
object het kan zijn. De object-ID wordt met twee cijfers op
het display weergegeven en ligt tussen 00-99.
70
90
OPMERKING: Houd er rekening mee dat grote objecten hoger
zullen zijn dan verwacht, ook al kunnen ze een lagere geleiding
hebben.
In sommige gevallen kan het apparaat meerdere ID's voor
hetzelfde object produceren. Met andere woorden, de ID's
kunnen springerig zijn. Dit kan het gevolg zijn van verschillende
factoren. De objectrichting, diepte, zuiverheid van het metaal,
corrosie, mineralisatiegraad van de bodem, enz. Zelfs de
richting van de zwaaibeweging van de zoekspoel kan ervoor
zorgen dat het apparaat meerdere ID's genereert.
In sommige gevallen is het mogelijk dat het apparaat geen
ID opgeeft. Het apparaat moet een sterk en duidelijk signaal
van het object ontvangen om een ID te krijgen. Daarom is
het mogelijk dat het niet in staat is om een ID te verstrekken
voor objecten op randdieptes of kleinere objecten, zelfs als
het apparaat deze detecteert.
Houd er rekening mee dat object-ID's "waarschijnlijk" zijn, met
andere woorden, geschatte waarden en het zou niet mogelijk
zijn om de eigenschappen van een begraven object precies te
kennen totdat het wordt uitgegraven.
7