Routine-onderhoud
Koelmiddelcyclus
Voor het onderhoud van de koelmiddelcyclus dient u een logboek van de bedrijfsomstandigheden
bij te houden en te controleren of de unit de juiste hoeveelheid koelmiddel bevat.
Noteer bij elke inspectie de aanzuigdruk, persdruk en temperatuur van het condensorwater en
gekoeld water.
Meet de temperatuur van de aanzuigleiding bij de compressor minstens één keer per maand.
Wanneer u hiervan het verzadigde temperatuurequivalent van de aanzuigdruk aftrekt, levert dit de
aanzuigoververhitting op. Extreme veranderingen in onderkoelen en/of oververhitten over een
bepaald tijdsverloop wijzen op een verlies van koelmiddel of een mogelijke slijtage of defect van
de expansieklep. De verdamper werkt op 0º tot 1º F (0,5º C) oververhitting in het grootste deel van
het lastbereik. Het voor het koelen van de compressor gebruikte koelmiddel komt aan de
compressoraanzuiging, waar de aanzuigtemperatuursensor is. Dit resulteert in een opwarming van
het aanzuiggas en oververhittingswaarden van 4º-5º F (2º-3º C).
De perszijdige oververhitting moet tussen 16º en 18º F (9º-10º C) liggen en blijft vrij constant in
het grootste deel van het lastbereik.
De onderkoeltemperatuur van vloeistof is tussen 8º en 9º F (4,5º-5,0º C).
Het MicroTech II-aanraakpaneel met operatorinterface kan alle oververhittings- en
onderkoeltemperaturen weergeven.
Elektrisch systeem
Het onderhoud van het elektrisch systeem omvat de algemene vereiste om de contacten schoon te
houden en de aansluitingen vast en de volgende punten te controleren:
Controleer de door de compressor opgenomen stroom en vergelijk met de RLA-waarde op het
typeplaatje. Normaal zal de werkelijk opgenomen stroom lager liggen aangezien de waarde op het
typeplaatje voor werking onder vollast geldt. Controleer ook alle amperages van de pomp- en
ventilatormotor en vergelijk ze met de waarden op het typeplaatje.
Activeer minstens één keer om de drie maanden alle beveiligingen, behalve die voor overbelasting
van de compressor, en controleer hun activeringspunten. Het activeringspunt van een regeling kan
veranderen naarmate het verslijt; dit moet worden gedetecteerd zodat de regelingen kunnen
worden bijgesteld of vervangen. Controleer of pompvergrendelingen en stromingsschakelaars het
regelcircuit onderbreken wanneer zij worden geactiveerd.
D - EOMWC00905-10NL - 88/96