Constructie en omschrijving
2.5.2 Communicatie-interfaces
De communicatie-interfaces zijn bedoeld voor apparaten die voldoen aan de eisen conform
IEC 60950-1.
USB-interface
Het apparaat is standaard uitgerust met een
USB-interface volgens de USB-specificaties.
Hiermee kunnen
►
programma's vanaf een USB-opslagmedi-
um naar het apparaat worden geladen (zie
bladzijde 54).
►
protocollen vanaf het apparaat naar een
USB-opslagmedium worden geëxporteerd
(zie bladzijde 57).
►
USER-ID-gegevens vanaf een USB-opslag-
medium naar het apparaat worden geladen
(zie bladzijde 58).
De USB-aansluiting is aan de rechterzijkant onder de ControlCOCKPIT geplaatst (afb. 4).
Ethernet-interface
Via een Ethernet-interface kan het apparaat op
een netwerk worden aangesloten. Met de soft-
ware AtmoCONTROL gemaakte programma's
kunnen naar het apparaat worden geladen
en protocollen kunnen worden uitgelezen. De
Ethernet-interface is aan de achterzijde van het
apparaat geplaatst (afb. 5).
Ter identificatie moet elk aangesloten apparaat
zijn voorzien van een uniek IP-adres. Het instel-
len van IP-adressen is beschreven op bladzijde
45.
Het via Ethernet laden van programma's is beschreven in het meegeleverde hand-
boek voor AtmoCONTROL.
Met een optionele USB-Ethernet-converter kan het apparaat rechtstreeks worden verbonden
met de USB-interface van een PC of laptop (zie hoofdstuk Optioneel toebehorenop bladzijde
16).
12
afb. 4
USB-interface
afb. 5
Ethernet-interface
D33272 | Stand 12/2019