Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Als de voorgeschreven banden‐
spanning niet binnen tien minuten
wordt bereikt, verwijder dan de
bandenreparatieset. De auto één
wielomwenteling verplaatsen.
Sluit de bandenreparatieset weer
aan en zet de vulprocedure tien
minuten lang door. Wordt de voor‐
geschreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te
ernstig beschadigd. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Laat een teveel aan lucht
ontsnappen via de knop op de
luchtslang.
Laat de compressor niet langer
dan tien minuten werken.
16. Maak de bandenreparatieset los.
Neem de fles met afdichtmiddel
uit de compressor. Schroef de
vulslang vast op de vrije aanslui‐
ting van de fles met afdichtmiddel.
Zo voorkomt u dat er afdichtmid‐
del uit de fles stroomt. Berg de
bandenreparatieset op in de
bagageruimte.
17. Eventueel vrijgekomen afdicht‐
middel met een doek verwijderen.
18. De rit onmiddellijk voortzetten,
zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Rijd met een snel‐
heid tussen 20 km/u en 60 km/u.
Stop na ongeveer 5 km maar
uiterlijk na tien minuten rijden en
controleer de bandenspanning.
Schroef de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op
bandventiel. Vul de band zoals
eerder beschreven. Laat een
Verzorging van de auto
teveel aan lucht ontsnappen via
de knop op de luchtslang.
Als de bandenspanning niet tot
onder 200 kPa (2 bar) is gedaald,
moet u de bandenspanning op de
juiste waarde instellen. Maak
anders geen gebruik van de auto.
Roep de hulp in van een werk‐
plaats.
Herhaal de controleprocedure na
nog eens 10 km rijden maximaal
tien minuten om na te gaan dat er
geen bandenspanningsverlies
meer optreedt.
Bij een bandenspanning lager
dan 200 kPa (2 bar) dient u de
auto niet meer te gebruiken. De
hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
19. Bandenreparatieset in de baga‐
geruimte opbergen.
343