100
5.
Controleer de draairichting.
Indien de draairichting van de naaiaandrijving niet juist is,
moet parameter 161 in het technisch niveau op 1 worden
ingesteld (zie handleiding van de aandrijvingfabrikant).
6.
Schakel de machine uit.
7.
Steek de 37-polige stekker van de naaiaandrijving in het
contact.
Positie van de naalden controleren
Bij levering van de machine wordt de positie van de naalden op
de juiste manier ingesteld.
Controleer de positie van de naalden voor ingebruikneming.
Zo controleert u de positie van de naalden:
1.
Vergrendel de naaivoetjes in de hoge stand ( P. 37).
De machine moet bij tussentijds stoppen in positie 1 (naald
beneden) staan.
Positie 1 controleren:
2.
Schakel de machine in.
3.
Trap het pedaal iets in en zet het weer in de basispositie.
De naald staat in positie 1 (naald beneden).
4.
Controleer de positie van de naald.
Controleer positie 2 (alleen bij terugdraaien met
uitgeschakelde machine (parameter 182 op waarde 0)):
5.
Trap het pedaal eerst naar voren en dan helemaal terug.
De naald staat in positie 2 (draadgever in het bovenste dode
punt).
6.
Controleer de positie van de draadgever.
Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019
Opstelling