Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Inbedrijfname - Samson 39-2 Inbouw- En Bedieningsvoorschrift

Reduceerventiel voor stoom
Inhoudsopgave

Advertenties

De stuurleiding moet tenminste op 1 m af-
stand van de ventieluitlaat worden aangeslo-
ten op de nadrukleiding (figuur 3.1).
Wanneer een verdeler aanwezig is na het
reduceerventiel (figuur 3.3) dan volgt aan-
sluiting op de verdeler, ook wanneer de af-
stand meerdere meters is.
Wanneer de nadrukleiding achter het ventiel
door een conisch verloopstuk groter in dia-
meter wordt, dan moet de aansluiting wor-
den gemaakt in het vergrootte deel van de
leiding.
De stuurleiding wordt aan de zijkant in het
midden van de leiding of de verdeler aange-
sloten en met een licht afschot naar boven
(ca. 1:10) naar het expansievat gelegd.
De inbouwpositie van het expansievat is ge-
markeerd door middel van een sticker met
een pijl en het woord "oben", is aan de
bovenzijde ingeslagen. Het vat moet in deze
positie worden ingebouwd anders kan de
juiste werking van het reduceerventiel niet
worden gewaarborgd.
De leiding vanuit het aftappunt wordt op de
3/8"-sok op het vat gelast. Het expansievat
moet altijd op het hoogste punt van de stuur-
leiding worden geïnstalleerd, d.w.z. dat ook
de stuurleiding tussen het expansievat en de
aandrijving onder afschot moeten worden
gelegd (leiding 3/8" met schroefdraadkop-
pelingen).
Wanneer de stuurleidingaansluiting onder
het midden van de ventieluitlaat ligt dan moet
het expansievat op dezelfde hoogte als de
uitlaatflens worden gemonteerd (zie figuur
3.2). De stuurleiding van het aftappunt naar
het expansievat moet in dit geval tenminste
een diameter 1/2" hebben.
Bij een stuurleidingaansluiting boven het
midden van het ventieluitlaat moet het expan-
sievat op dezelfde hoogte als het aftappunt
worden gemonteerd (figuur 3.4). De extra
druk van de condensaatkolom kan door het
hoger instellen van het setpoint worden weg-
geregeld.
4
2.3 Filter
Het filter wordt voor het reduceerventiel inge-
bouwd. De doorstroomrichting moet over-
eenkomen met de ingegoten pijl. De zeefkorf
moet naar onderen zijn gericht. Er moet op
worden gelet dat er voldoende ruimte is om
de zeefkorf uit te bouwen.
2.4 Afsluiter
Het verdient aanbeveling om voor het filter en
na het reduceerventiel een handafsluiter in te
bouwen zodat de installatie bij reinigings- en
onderhoudswerkzaamheden en tijdens lan-
gere bedrijfspauzes kan worden afgesloten.
2.5 Manometer
Ter controle van de in de installatie heersende
druk, moet er voor en achter de regelaar een
manometer worden ingebouwd, waarbij de
manometer bedoeld voor de nadruk in geen
geval mag worden ingebouwd voor het af-
tappunt van de nadruk
3 Bediening

3.1 Inbedrijfname

De vulplug (21) op het expansievat wordt
losgedraaid en met behulp van de meegele-
verde kunststof trechter of een kan water,
wordt het expansievat gevuld totdat deze via
de vulplug overstroomt. Nu de ontluchtings-
schroef vastdraaien en het systeem navullen
totdat de vulplug weer overstroomt. Bij een
2
640 cm
aandrijving moet bovendien de be-
en ontluchtingsstop worden afgedraaid (12).
Vulplug weer inschroeven en vastdraaien;
Het reduceerventiel is nu gereed voor bedrijf.
Open de handbediende afsluiters langzaam
om waterslag te voorkomen.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave