Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Navigeren; Een Route Volgen; Goto (Ga Naar): Ga Rechtstreeks Naar Een Punt - Navman TRACKER 5500 Bedienings- En Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

2-7 Navigeren

De TRACKER kan op twee manieren navigeren; door
direct naar een punt te varen of door een route te
volgen.
Alvorens u start met navigeren voert u waypoints in
voor punten van belang (zie sectie 9-2-1).
Tip: Creëer een waypoint op uw beginpunt
om naar terug te navigeren.
Goto (ga naar): ga rechtstreeks naar
een punt
De TRACKER kan rechtstreeks naar een waypoint
of elk ander willekeurig punt navigeren:
1
Op het kaartbeeldscherm beweegt u de cursor
naar het bestemmingspunt om naar toe te
navigeren (zie sectie 3-1-1).
2
Begin met navigeren door de Goto functie van
het kaartmenu te gebruiken (zie sectie 3-3).
De kaart, data en snelweg schermen laten
navigatiedata zien. De kaart laat het volgende zien:
De positie van de boot .
Het bestemmingspunt, gemarkeerd met
een cirkel.
De geplotte koers naar de bestemming.
Twee CDI lijnen, parallel aan de geplotte
koers van de boot (zie appendix C, CDI).
Als de tracker is aangesloten op een
automatische piloot, dan zal de TRACKER de
automatische piloot data zenden om de boot
naar de bestemming te sturen.
Als het XTE alarm is ingeschakeld, dan zal
een alarm klinken als de boot te veel afwijkt
van de geplotte koers (om het XTE alarm in te
stellen, zie sectie 13-6).
3
Als het aankomstradius alarm is ingeschakeld
dan zal, als de boot binnen deze straal van de
bestemming komt, een alarm klinken om te
laten merken dat de boot zijn bestemming
heeft bereikt (om het aankomst alarm in te
stellen, zie sectie 13-6).
4
Om de Goto functie te stoppen, zie sectie 3-3.
NAVMAN
TRACKER 5100/5100i/5500/5500i Notice de montage et d´utilisation

Een route volgen

Een route is een lijst van waypoints die de boot kan
volgen (zie sectie 10).
1
Om waypoints te creëren voordat u een route
uitzet, gebruikt u het waypoints beeldscherm
(zie sectie 9-2-1).
2
Om een route te creëren gaat u naar het kaart-
of routebeeldscherm (zie sectie 10-2-1).
3
Om de route te starten, zie sectie 10-3-1.
De kaart-, data- en snelwegschermen geven
navigatiedata weer. De kaart laat zien:
De positie van de boot .
Het waypoint aan het eind van de huidige
etappe, gemarkeerd met een cirkel.
De geplotte koers van de boot over de
etappe.
Twee CDI lijnen, parallel aan de geplotte
koers van de boot (zie Appendix C, CDI).
Als de TRACKER is aangesloten op een
automatische piloot, dan zal de TRACKER de
automatische piloot data zenden om de boot
naar de bestemming te sturen.
Als het XTE alarm is ingeschakeld, dan zal
een alarm klinken als de boot te veel afwijkt
van de geplotte koers (zie sectie 13-6).
Als het ´aankomstradius-alarm´ is ingeschakeld,
dan zal, als de boot binnen deze radius van de
bestemming komt, een alarm klinken om te laten
merken dat de boot zijn bestemming heeft bereikt
(om het aankomst alarm in te stellen, zie sectie
13-6).
4
De TRACKER stopt met navigeren naar een
waypoint aan het eind van de huidige etappe
en begint de volgende etappe van de route
wanneer:
a
De boot minder dan 0.025 nm (nautische
mijlen) van het waypoint verwijderd is.
b
Of wanneer de boot het waypoint passeert
c
Of wanneer het waypoint wordt
overgeslagen (zie secite 10-3-2).
5
Als de boot het laatste waypoint heeft bereikt,
of om te zorgen dat de boot de route niet meer
volgt, annuleert u de route (zie sectie 10-3-3).
49

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tracker 5500iTracker 5100Tracker 5100i

Inhoudsopgave