F Opnamestanden Macro en Super Macro (close-ups)
Druk voor close-ups op de keuzeknop links (F) om een keuze te maken uit de onderstaande macrostan-
den.
Als de macrostand is ingeschakeld, stelt de camera scherp op onderwerpen die zich nabij het midden
van het scherpstelframe bevinden. Gebruik de zoomring om de compositie van de foto te bepalen. In de
supermacrostand gelden de volgende beperkingen: de lens moet helemaal uitgezoomd zijn (in andere
zoomposities wordt z weergegeven) en het fl itslicht kan niet worden gebruikt.
1
• Het is raadzaam om een statief te gebruiken om bewegingsonscherpte te voorkomen.
• Bij gebruik van de fl itser kan fl itslichtcompensatie vereist zijn (P 88).
• Het gebruik van de fl itser op korte afstand kan leiden tot een lensschaduw. Zoom iets meer in of neem wat meer
afstand van het onderwerp.
• De camera kan scherpstellen op korte afstand wanneer de macrostand niet is ingesteld, maar de tijd die nodig is om
scherp te stellen zal toenemen.
• Draai de zoomring tot de zoomindicator wit wordt bij gebruik van G (P 18).
Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens)
• Macro: ca. 7 cm–3 m (groothoek); 2 m–3,5 m (tele)
• Super macro: ca. 1 cm–1 m (groothoek)
36
Kies uit F (MACRO),
OFF
G (SUPER MACRO) of
OFF (MACRO UIT)
OFF