MODULERENDE GASBRANDERS
Controle van de injectiedruk bij lage warmte
• schakel de regelaar naar lage warmte
• controleer de uitlaatdruk en stel deze bij tot minstens 1,5 mbar
(G20) (of 2,25 mbar voor G25)
• na het aanpassen van de lage warmte, moet u de hoge warmte
opnieuw controleren
• Plaats de stoppers opnieuw en sluit de drukpoorten.
• na het aanpassen van de lage warmte, moet u de hoge warmte
opnieuw controleren
• Plaats de stoppers opnieuw en sluit de drukpoorten.
BALTIC-IOM-1305-D / Bedieningshandleiding
Tabel met drukaanpassingen voor elk type gas (mbar)
Categorie
Toevoerdruk:
G20
20,0 +/- 1
G25
25,0 +/- 1,3
G31
NA
Doormeten gasafsluiter
2,90 kΩ
• controleer deze waarden met een ohmmeter.
Min.
Injectie hoo-
injectiedruk
gvermogen
bij lage
verhitter
warmte.
1,5 +/- 0,03
8,4 +/- 0,2
2,25 +/- 0,05
12,3 +/- 0,2
NA
NA
1,69 kΩ
• 63 •