4
Met de machine rijden
Kruipsnelheid
Functie voor langzaam rijden inschakelen
Procedure:
Houd de knop voor langzaam rijden (1) in-
●
gedrukt.
Draai de rijschakelaar (2) in de gewenste
●
rijrichting.
De rem is uitgeschakeld. De machine rijdt met
een lage snelheid.
Stuurinrichting
Draai de bedieningshendel (1) naar links of
rechts, afhankelijk van de gewenste richting.
Remmen
Noodstop
Door op de noodstopschakelaar (2) te druk-
ken, worden alle motorfuncties onderbroken.
Geforceerd remmen
Als de bedieningshendel wordt losgelaten,
worden de remmen geforceerd. De bedie-
ningshendel beweegt automatisch naar de bo-
venste remstand (B). De rem kan ook worden
geforceerd door de bedieningshendel omlaag
te duwen in de onderste remstand (B).
LET OP
Als de bedieningshendel langzaam naar de rem-
stand gaat, moet de oorzaak worden opgespoord en
de storing worden verholpen.
Remmen met energieterugwinning
Als u de rijschakelaar loslaat, keert deze auto-
matisch terug naar de uitgangspositie (snel-
heid is 0). De machine gaat naar de energiete-
rugwinningstoestand en vertraagt. Wanneer
de machine vertraagt naar een snelheid van
54
50018011565 NL - 12/2020
Gebruik