Brandgevaar door oververhitte
voedingsmiddelen.
Onbeheerde voedingsmiddelen kun-
nen oververhit raken en ontbranden.
Houd voortdurend toezicht op de
kookplaat tijdens het gebruik.
Kookplaat inschakelen
Tip de sensortoets aan.
Andere sensortoetsen lichten op.
Als u daarna geen waarden invoert,
wordt de kookplaat om veiligheidsre-
denen na enkele seconden weer uit-
geschakeld.
Vermogensstand instellen/wij-
zigen
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Raak de sensortoets van de ge-
wenste vermogensstand in de getal-
lenreeks aan.
Kookzone/kookplaat uitscha-
kelen
Om een kookzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets 0 op de betref-
fende cijferreeks aan.
Om de kookplaat en daarmee alle
kookzones uit te schakelen raakt u de
sensortoets aan.
Restwarmte-indicatie
Als een kookzone warm is, brandt na
het uitschakelen de restwarmte-indica-
tie.
De streepjes van de restwarmte-indica-
tie gaan één voor één uit naarmate de
kookzones verder afkoelen. Het laatste
streepje gaat pas uit als de kookzones
zonder gevaar aangeraakt kunnen wor-
den.
De restwarmte-indicaties knipperen
als tijdens gebruik of wanneer er nog
restwarmte is een stroomomderbre-
king optreedt of als u de programme-
ring hebt geopend terwijl er nog rest-
warmte is.
Verbrandingsgevaar door hete
kookzones.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de kookzones heet.
Raak de kookzones niet aan als de
restwarmte-indicatie nog brandt.
Bediening
33