4.3
Installatie van de condensafl oop
Waarschuwingen!
•
Sluit de condensafvoer NOOIT af
•
Verwijder NOOIT de sifon en breng geen
ongeoorloofde wijzigingen aan de condenswa-
terafvoer aan.
•
Loos het condenswater niet rechtstreeks naar
buiten (vorstgevaar) maar loos het water via de
binnenriolering.
•
Indien lokale normen een condensneutralisatie
vereisen moet u zo'n inrichting plaatsen alvo-
rens het condenswater in de riolering te lozen.
•
De condensafl oop MOET op afschot (5 cm/m)
naar de riolering toe geplaatst worden.
•
Bij een buitenluchttoestel moet de sifon buiten
het ventilatorcompartiment geplaatst worden
en moeten de slangen gevrijwaard worden van
vorst.
•
Condenswater heeft een PH van ongeveer 4.7.
Voer het condenswater niet af met zinken of
koperen leidingen. Normale PVC of PE riole-
ringsbuis is wel geschikt.
•
Zorg ervoor dat de afvoer zonder problemen
de condenshoeveelheid (vermeld in de tabel
technische gegevens) kan afvoeren.
•
Na installatie of onderhoud de beide sifons
reinigen en met zuiver water vullen.
Voor een juiste werking van het toestel dient de
condensafl oop op de riolering aangesloten te worden.
Standaard is de aansluiting rechts voorzien. Indien
gewenst kan de condensafl oop ook links gebeuren. U
dient dan de blinde tule, die het gat in de linkerzijde
afsluit, naar de rechterzijde te verplaatsen.
Indien u de sifon naar de linkerzijde verplaatst, dient
u mogelijk de afvoerslangen in te korten. Dit kan met
een scherp mes gebeuren. Sluit de condensafl oop
steeds aan volgens de bijgevoegde tekening.
1
2
3
Legenda
Nummer
Betekenis
1
Toestel
2
Trechter
3
Extra sifon
4
Afl oop op afschot (5 cm/m)
5
Binnenriolering
IHL_UDARA_2016_04_30_BENL
5
4
17
4.4
Installatie van de gasleiding
Gevaar!
•
De installatie van de gasleiding mag enkel
geschieden door een erkend installateur of het
energiebedrijf.
•
Controlleer of gascategorie en inlaatdruk over-
eenstemmen met de gegevens op de kente-
kenplaat van het toestel.
•
Gebruik enkel specifi ek voor gasinstallaties
goedgekeurde fi ttingen en leidingen
•
Raadpleeg steeds de lokale normen alvorens
over te gaan tot installatie van de gasleiding.
•
Plaats steeds een goedgekeurde stopkraan
voor het toestel.
•
Gebruik NOOIT een vlam om de leiding te
controlleren of om een lek op te sporen.
Opgelet!
•
Zorg dat er geen vuil in de gasleiding zit. Blaas
de leiding voor montage schoon met stikstof.
•
Installeer bij voorkeur een extra gasfi lter om
vervuiling van het gasblok te voorkomen.
•
Let op met leksprays in de nabijheid van elek-
trische componenten.
•
Sluit de stopkraan en ontkoppel de gasklep bij
het afpersen van de gasleiding. De maximale
druk bij het afpersen bedraagt 125 mbar.
De doorlaat van de gasleiding dient in overeenstem-
ming te zijn met alle geldende lokale normen en voor-
schriften. Indien de doorlaat te klein is, zal het toestel
zijn maximum vermogen niet kunnen halen en kunnen
er startproblemen optreden.
Sluit de gastoevoerleiding met ½"-aansluiting recht-
streeks aan op 90° bocht die vanuit de fabriek voor-
zien is op het gasblok.
Plaats onmiddellijk voor het toestel een goedgekeurde
afsluitkraan.
Standaard is de doorvoer voor de gasaansluiting
rechts voorzien. Indien gewenst kan de gasaansluiting
ook links geschieden.
Blinde tules in de openingen dragen zorg voor een
luchtdichte afsluiting van het brandercompartiment.
Wijzigingen voorbehouden