Bedieningsniveau 3
Insteltemperaturen oproepen
Verklaring van de instelwaarden
2 Begrenzing van de instelwaarde van de voorlooptemperatuur. Bij vloerverwarming ( werkingsinstelling
Nr.1 = 1— JA) bedraagt deze waarde maximaal 40°C, onafhankelijk van de instelling
3 Bij werkingsinstelling Nr.10 = 1— JA (mengkraanbegrenzing) wordt de instelwaarde voor de voorloop
temperatuur minstens op deze waarde gehouden. De begrenzing geld, zolang deze kring zich niet in zo-
merregime bevindt.
6 Minimalebegrenzing van de keteltemperatuur, zolang niet alle verwarmingskringen uitgeschakeld of in zo-
merregime zijn; grenswaarde voor ketelstartbelasting.
8 Grenswaarde voor de ketelstartbelasting en inschakelen van de retourpomp, wanneer op de ingang T
een retourvoeler aangesloten is en de werkingsinstellingen Nr.21 respectievelijk Nr. 22 ingesteld zijn.
10 Bij het overschreiden van deze temperatuur aan de voeler T
11 Overschrijd het differentieel van de werkelijke keteltemperatuur tot de ingestelde keteltemperatuur deze
differentieel, schakelen beide brandertrappen aan.
12 De tweede brandertrap schakelt ook via tijdsturing enkel in wanneer het verschil van werkelijke keteltem
peratuur tot de ingestelde keteltemperatuur groter als deze waarde is.
13 Bij het overschrijden van deze buitentemperatuur schakelt de tweede brandertrap enkel in bij boilerlading.
schakelt de boilerlading bij onderboiler uit.
aux
aux
7