Parameter in
De informatie 'min' en 'max' wordt bij instelbereiken gebruikt, die afhankelijk
Staafelektrode-
van de stroombron, draadtoevoer, lasprogramma, enz. verschillend zijn.
Setup 2nd
AntiStick
Eenheid
Instelbereik
Fabrieksinstelling
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de
staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uit-
gloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de
staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom
meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het
lassen zonder problemen worden voortgezet.
Karakteristiek
voor het kiezen van karakteristieken
Eenheid
Instelbereik
Fabrieksinstelling
0
Door middel van de functie Karakteristiek te kiezen karakteristieken
Parameter 'con' (constante lasstroom)
-
-
-
150
con - 20 A / V
U (V)
(4)
(6)
(5)
(7)
100
200
300
Als de parameter 'con' is ingesteld wordt de lasstroom onafhankelijk van de
lasspanning constant gehouden. Er ontstaat een verticale karakteristiek (4).
De parameter 'con' is bijzonder goed geschikt voor rutiel-elektroden en basi-
sche elektroden, en voor gutsen.
Voor gutsen de dynamiek op '100' instellen.
-
ON / OFF
ON ('AAN')
con of 0,1 - 20 of P
con
(1)
(2)
(2)
(1)
(3)
(3)
(8)
(4)
4
0
0
I (A)
(5)
(6)
(7)
(8)
Werklijn voor staafelektrode
Werklijn voor staafelektrode bij verhoog-
de vlambooglengte
Werklijn voor staafelektrode bij vermin-
derde vlambooglengte
Karakteristiek bij gekozen parameter
'CON' (constante lasstroom)
Karakteristiek bij gekozen parameter '0,1
- 20' (dalende karakteristiek met in te
stellen helling)
Karakteristiek bij gekozen parameter 'P'
(constant lasvermogen)
Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij
gekozen karakteristiek (4)
Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij
gekozen karakteristiek (5) of (6)