Diafragmavoorkeuze
Maakt personen en voorwerpen voor en achter het onderwerp scherp of onscherp.
1 Druk op het instelwiel en selecteer
[Diafragmavoorkeuze].
Of, MENU-knop t [Opn.modus] t
[Diafragmavoorkeuze].
2 Draai het instelwiel en selecteer een waarde
van uw keuze.
• Kleinere F-waarde: Het onderwerp is scherp, maar personen
en voorwerpen voor en achter het onderwerp zijn onscherp.
• Grotere F-waarde: Het onderwerp en de voor- en
achtergrond zijn allemaal scherp.
3 Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om tot een
juiste belichting te komen.
Opmerkingen
• Als in de opnamestand stilstaande beelden de juiste belichting niet haalbaar is na het instellen, knippert
de sluitertijdwaarde wanneer u de PHOTO-knop half indrukt. U kunt zo wel een opname maken, maar u
kunt beter een andere instelling kiezen.
• De helderheid van het beeld op de LCD-monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt vastgelegd.
• De F-waarde kan variëren afhankelijk van de zoom-positie van de lens. In het geval van de bijgeleverde
E18 – 200 mm zoom-lens, wordt, zelfs als u een groter diafragma kiest dan F6.3 (een kleinere F-waarde),
bijvoorbeeld F3.5, de F-waarde F6.3 als u inzoomt van het groothoekgedeelte naar het telegedeelte van
de zoom-lens.
Diafragma
z
Kleinere F-waarde (het diafragma wordt groter) verkleint het
gebied dat scherp is. Zo kunt u scherpstellen op het onderwerp
en voorwerpen en personen voor en achter het onderwerp
onscherp maken. (Er ontstaat minder scherptediepte.)
Grotere F-waarde (het diafragma wordt kleiner) vergroot het
gebied dat scherp is. Hierdoor kunt u de diepte van de
omgeving weergeven. (Er ontstaat meer scherptediepte.)
Diafragma (F-waarde)
NL
25