• Als het CHARGE-lampje langzaam knippert (ongeveer om de 1,5-seconde)
De omgevingstemperatuur is buiten het bereik dat geschikt is voor het laden van de accu. Laad de
accu op bij geschikte temperaturen tussen 10 °C en 30 °C.
Opnamen maken
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt niets afgebeeld in de zoeker of op de
LCD-monitor.
• Als u 5 minuten of langer de camcorder niet bedient, schakelt het toestel over in de energiespaarstand.
U kunt de energiespaarstand annuleren door de camcorder te bedienen, u kunt bijvoorbeeld het LCD-
scherm openen/sluiten (bladzijde 62).
• De camcorder toont beelden in de zoeker of op de LCD-monitor. U kunt door op de FINDER/LCD-
knop te drukken overschakelen tussen de zoeker en de LCD-monitor.
De camcorder gaat geen beelden opnemen wanneer u op de START/STOP- of de
PHOTO-knop drukt.
• De camcorder staat in de weergavestand. Schakel het lampje in van de opnamestand van uw keuze
door op de MODE-knop te drukken.
• De camcorder is bezig met het wegschrijven op de geheugenkaart van het beeld dat u zojuist hebt
gemaakt. Gedurende die tijd kunt u niet een nieuw beeld maken.
• Er is geen lege ruimte op de geheugenkaart. Wis beelden die u niet wilt bewaren (bladzijde 46).
• Het totaal aantal filmscènes overschrijdt de opnamecapaciteit van de camcorder. Wis beelden die u
niet wilt bewaren (bladzijde 46).
• De lens is niet goed op het toestel gezet. Zet de lens opnieuw op het toestel.
Het toegangslampje blijft branden, ook nadat de opname is gestopt.
• De camcorder is bezig met het vastleggen op de geheugenkaart van het beeld dat u zojuist hebt
gemaakt.
De feitelijke opnametijd voor films is minder dan de geschatte opnametijd van de
geheugenkaart.
• Afhankelijk van de opnamecondities kan de tijd die beschikbaar is voor het maken van opnamen
korter zijn, bijvoorbeeld wanneer u een snel bewegend onderwerp enzovoort, vastlegt.
Er is een tijdsverschil tussen het punt dat u de START/STOP-knop indrukt en het
punt dat het opnemen van de film werkelijk wordt gestart.
• Op de camcorder kan er een klein verschil zijn tussen het punt dat u de START/STOP-knop indrukt
en het punt dat het vastleggen van de film werkelijk start/stopt. Dit is geen storing.
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie is in werking. Dit is geen storing.
Het beeld is onscherp.
• Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale afstand waarop de lens kan
scherpstellen.
• U maakt opnamen in de stand voor handmatig scherpstellen. Gebruik de autofocus-functie
(bladzijde 16).
• Er is onvoldoende omgevingslicht.
• Voor het onderwerp is mogelijk speciale scherpstelling vereist. Gebruik de functie Handmatig
scherpstellen (bladzijde 16).
NL
77
Vervolg r