4
Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma).
Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het
diafragma. De onderstaande instellingen zijn beschikbaar wanneer
de ingebouwde flitser is opgeklapt.
Stand
e
f
g
h
1 Bij de flitsstanden voor flitsen met lange sluitertijd, synchronisatie met tweede
gordijn en lange sluitertijd, en rode-ogenreductie met lange sluitertijd kan een
sluitertijd van maar liefst 30seconden worden ingesteld.
2 Als [1/320 sec. (auto FP)] of [1/250 sec. (auto FP)] is geselecteerd voor persoonlijke
instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 288), is een sluitertijd van slechts
1
/
sec. beschikbaar bij de optionele flitsers SB-900, SB-800 en SB-600.
8000
3 Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid. Raadpleeg
de tabel met flitsbereiken (p. 408) als u het diafragma instelt in de stand g of h.
l
Bij de standaardinstellingen kunt u het effect van de flits vooraf
bekijken door via de scherptedieptecontroleknop een instellicht te
activeren (p. 297).
5
Maak de foto.
Kadreer de foto, stel scherp en druk af. Als de flitsgereedaanduiding
(M) nog ongeveer drie seconden blijft knipperen nadat de foto is
gemaakt, is de foto mogelijk onderbelicht terwijl de flitser op de
maximale sterkte heeft geflitst. Controleer het resultaat op de
monitor. Als de foto onderbelicht is, past u de instellingen aan en
probeert u het opnieuw.
A
Zie ook
Zie pagina 289 voor informatie over de optie [1/320 sec. (auto FP)].
172
Sluitertijd
Automatisch ingesteld door camera
1
1
(
/
sec.–
/
sec.)
250
60
Waarde geselecteerd door
gebruiker
1
(
/
sec.–30 sec.)
250
Automatisch ingesteld door camera
1
1
(
/
sec.–
/
sec.)
250
60
Waarde geselecteerd door
gebruiker
1
(
/
sec.–30 sec.)
250
Diafragma
1, 2
Automatisch ingesteld
door camera
2
1, 2
Waarde geselecteerd
door gebruiker
2
Zie
pagina
104
106
107
3
109