ATTENTIE
Verwar botmassa niet met botdichtheid. De botdichtheid kan alleen door middel van medisch onderzoek
(bijvoorbeeld computertomografie, echoscopie) worden berekend. Daarom zijn conclusies op grond van ver-
anderingen in de botten en de hardheid van de botten (bijv. osteoporose) niet mogelijk met deze weegschaal.
AMR
De activiteitsomzetting (AMR = Active Metabolic Rate) is de hoeveelheid energie die het lichaam per dag verbruikt
in actieve toestand. Het energieverbruik van een mens stijgt met toenemende lichaamsactiviteit en wordt bij de
diagnoseweegschaal berekend aan de hand van de ingegeven activiteitsgraad (1– 5).
Om het actuele gewicht te behouden, moet de verbruikte energie in de vorm van eten en drinken opnieuw worden
toegediend. Wordt gedurende langere tijd echter minder energie toegevoerd dan wordt verbruikt, dan haalt het
lichaam het verschil in principe uit de aangelegde vetopslag en neemt het gewicht af. Wordt gedurende een langere
tijd echter meer energie toegevoerd dan de berekende totale energieomzetting (AMR), dan kan het lichaam het
energieoverschot niet verbranden. Het overschot wordt als vet opgeslagen in het lichaam en het gewicht neemt toe.
Body Mass Index (queteletindex)
De Body Mass Index (BMI) is een getal dat vaak wordt gebruikt voor de beoordeling van het lichaamsgewicht.
Het getal wordt berekend met de waarden van het lichaamsgewicht en de lichaamslengte. De formule hiervoor is:
Body Mass Index = Lichaamsgewicht : Lichaamslengte². De eenheid voor BMI is daarom [kg/m²]. De gewichtsin-
deling op basis van de BMI wordt bij volwassenen (vanaf 20 jaar) aan de hand van de volgende waarden bepaald:
Categorie
Ondergewicht
Normaal gewicht
Overgewicht
Obesitas (Overgewicht)
Tijdelijke samenhang van de resultaten
Houd er rekening mee dat alleen de langdurige trend telt. Kortstondige gewichtsafwijkingen binnen een paar
dagen zijn meestal het gevolg van vochttekort.
De betekenis van de resultaten richt zich op de veranderingen van het totale gewicht en het percentage lichaams-
vet en lichaamsvocht en het spierpercentage evenals op de tijdsduur waarin deze veranderingen plaatsvinden.
Snelle veranderingen binnen enkele dagen zijn van gemiddelde veranderingen (binnen enkele weken) en langdu-
rige veranderingen (maanden) te onderscheiden.
Als basisregel kan gelden dat kortstondige veranderingen van het gewicht bijna alleen veranderingen van het
vochtgehalte betekenen, terwijl gemiddelde en langdurige veranderingen ook het vet- en spierpercentage kunnen
betreffen.
• Als het gewicht kortstondig daalt, maar het percentage lichaamsvet stijgt of gelijk blijft, dan hebt u slechts vocht
verloren – bijv. na een training, saunabezoek of een crashdieet.
• Als het gewicht langzaamaan stijgt en het percentage lichaamsvet stijgt of gelijk blijft, kunt u echter waardevolle
spiermassa opgebouwd hebben.
• Als het gewicht en het percentage lichaamsvet tegelijk dalen, dan werkt uw dieet – u verliest vetmassa.
• Idealiter ondersteunt u uw dieet met lichamelijke activiteit, fitness- of krachttraining. Daarmee kunt u bij een
gemiddeld tempo uw spierpercentage verhogen.
• Het percentage lichaamsvet en lichaamsvocht of het spierpercentage mogen niet worden opgeteld (spierweef-
sel bevat ook bestanddelen uit lichaamsvocht).
4. Apparaat reinigen en onderhouden
Zo nu en dan moet het apparaat gereinigd worden.
Gebruik om te reinigen een vochtige doek, waarop u indien nodig een beetje afwasmiddel kunt aanbrengen. Ge-
bruik geen bijtende reinigingsmiddelen en dompel het apparaat nooit in water.
Sterk ondergewicht
Matig ondergewicht
Licht ondergewicht
Pre-obesitas
Obesitas niveau I
Obesitas niveau II
Obesitas niveau III
7
BMI
< 16
16-16,9
17-18,4
18,5-25
25,1-29,9
30-34,9
35-39,9
≥ 40