76
Verlichting
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole
Een in de dakconsole geïntegreerde
spot zorgt voor verlichting van de
middenconsole, wanneer de koplam‐
pen zijn uitgeschakeld.
De intensiteit kan worden aangepast
in de Persoonlijke instellingen 3 66.
Uitstapverlichting
Padverlichting
De koplampen verlichten de omge‐
ving gedurende ongeveer
30 seconden na het uitstappen.
Inschakelen
1. Zet het contact uit en draai de
sleutel in de stand: STOP.
2. Trek de lichtschakelaar in de rich‐
ting van het stuurwiel.
3. F brandt.
Bij elke keer trekken brandt de
verlichting 30 seconden langer tot
maximaal 3 minuten.
4. Na deze periode gaat de verlich‐
ting uit.
Deactiveren
Trek de lichtschakelaar gedurende
meer dan 2 seconden in de richting
van het stuurwiel.
Ontlaadbeveiliging accu
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, wordt de binnenverlichting na
enige tijd automatisch uitgeschakeld.